Ik had ze al uitgezocht – met knoflook, paprika en met geitenkaas – maar toen tikte mijn wijzere helft me op de schouder: ‘Hallo Vonkie, je bent de komende avonden weg; wat ga je met al die olijven doen? Je bent goedkoper uit als je één bakje neemt, hoor.
En die geitenkaas, waar komt die vandaan? Is die geit van haar kleintjes gescheiden na de geboorte, zoals gebruikelijk? Wil je een sector sponsoren die dat zo doet?’
Hop, terug in de koeling ermee. Het was een zware beslissing, want de trekkracht van de aanbieding was groot. Ik werd me ervan bewust dat ‘meer’ altijd een grote verleiding is. Misschien zit het ingebakken in de oerinstincten die ons door tijden van schaarste hebben heen geholpen. Denk je in hoe blij onze verre voorouders waren als er opeens een extraatje was voor moeilijke tijden. Als er ooit mensen waren die stonden te piepen: ‘Hallo, kunnen we dit wel bewaren? Hebben hier geen dieren voor geleden?’, dan zijn ze wel uitgestorven in de strijd om het voortbestaan. Meer was altijd goed.
Ons oergevoel vindt dat nog steeds. Het begint te juichen bij ‘drie voor de prijs van twee’ (ook al hebben we er maar een nodig) en ‘nu 25 procent extra!’. En als we ons laten verleiden door zo’n aanbod, dan is dat toch zeker onze eigen vrije keus? Niemand dwingt ons.