Links op mijn hoofd prijkt een kletsnat rood sponsje met een elektriciteitsdraad eraan vast. Rechts op mijn voorhoofd zit een blauwe. Deze twee ‘elektroden’ zitten met zes rubberen banden stevig op mijn hoofd gegespt, en de snoeren lopen naar een klein kastje op de tafel voor me. Ik doe een schietgebedje en Lotte Talsma, promovenda psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, zet met een druk op een knop de stroom aan.
Tussen de twee elektroden loopt een stroom van één milliampère, pakweg tweehonderd keer minder dan wat een lampje van 40 watt uit het lichtnet trekt. Het voelt alsof tientallen kleine naaldjes in mijn hoofdhuid prikken.
Met de elektrische stroom aan ga ik een lastige geheugentaak doen die ik van tevoren heb geoefend. De prikjes op mijn hoofd voel ik al snel niet meer. Op een scherm voor me verschijnt elke seconde een letter, en ik moet op de spatiebalk drukken als ik een letter zie die er drie stappen terug ook al was. Soms wisselt het en moet ik zelfs vier stappen terug onthouden.
Het idee achter de natte sponzen op mijn hoofd is dat dit klusje met een beetje elektriciteit door mijn