‘Als ze het allemaal zo goed weten, waarom doen ze het dan niet lekker zelf?’ denk ik dan weleens.
Die bozige reactie betekent vermoedelijk dat ik een hoge zelfwaardering heb. Krijgen mensen met een lage zelfwaardering negatieve feedback, dan schrikken ze: oei, ik doe iets verkeerd. Ze houden zich gedeisd of doen knoerthard hun best het goed te maken. Ze gaan ook heel aardig doen: alles om te voorkomen dat ze niet goed genoeg zijn of eruit liggen.
Mensen met een hoge zelfwaardering blijken juist boos te worden: ‘Zeg, wie denk je wel dat je bent. En wat weet jij er eigenlijk van?!’ In experimenten doen ze na negatieve feedback onsympathieke dingen; zoals opscheppen over hun kwaliteiten tegen iemand die erbuiten staat, of een gigahoeveelheid sambal over het eten gooien van degene die hun kritiek gaf (dat is een slimme manier om de mate van agressie in te schatten waarbij geen fysieke klappen vallen).
Daarom denk ik: als je een goed beeld van iemand wilt krijgen, moet je eigenlijk altijd twee versies van de persoon zien – de ontspannen versie in het gewone leven, en de versie die onder dreiging staat.
Mensen met een hoge zelfwaardering zijn in het dagelijks leven relatief prettig in de omgang, ze hebben adequate sociale vaardigheden, ze zijn open, ze zeuren niet of ze wel leuk/slim/knap genoeg zijn. Maar als ze stevige kritiek krijgen of ergens in falen, zie je vaak een heel andere kant.
Toch heb ik een lichtpuntje ontdekt: het gaat altijd over. In onderzoek is alleen gekeken naar iemands eerste reactie, en daardoor weten we niet hoelang dat boze bolwerk van zelfverdediging eigenlijk standhoudt.
Mijn eigen ervaring is dat dat snel kan omslaan. Het ene moment schuif ik de reacties op mijn column mokkend terzijde, maar na een half uur lees ik het nog eens en denk ik: toch even kijken of ik daar iets aan kan doen. Dan kijk ik eens beter: hé, best een goed punt, zeg. Ik herschrijf wat: verdomd, het wordt echt beter zo.
Ik denk dat dit te maken heeft met twee soorten motieven, zelfverheffing en zelfverbetering. Zelfverheffing, de behoefte om er goed uit te komen en ons zelfbeeld te beschermen, is ons meest primaire motief: het is automatisch, onbewust en diepgeworteld. Dat gebeurt dus het eerst als we kritiek krijgen, of we dat nu willen of niet.
De drang om tot zelfverbetering te komen hebben we óók, maar daarvoor moet je nou juist je eerste neiging overwinnen; je moet immers erkennen dat er iets te verbeteren valt. Omdat dit motief minder rudimentair is, duurt het langer voordat het aantreedt.
Zo kunnen mensen die het beter doen dan jijzelf in eerste instantie irritant zijn –heilige boontjes, betweters – en in tweede instantie inspirerende voorbeelden waaraan je je kunt optrekken. En mensen die altijd wat aan te merken hebben op mijn stukjes vind ik eerst lastpakken, maar uiteindelijk ben ik ze elke maand weer dankbaar voor hun veeleisendheid.