Wat hebben we nodig om gelukkig te zijn? Liefde, een leuke baan, gezondheid? Grote kans dat je als eerste hieraan denkt. Misschien ook aan vrede, vrijheid. En: een redelijk inkomen. Genoeg geld om van rond te komen.
Maar wanneer is genoeg genoeg? En wanneer hebben we het gevoel dat we worden benadeeld? Om dat te bepalen kijken we om ons heen en vergelijken onszelf met anderen. Dat is dan ook waar we onbewust steeds mee bezig zijn, stelt het onverwacht sappige boek De gebroken ladder van Keith Payne, onderzoeker psychologie en neurowetenschappen. Want onze hersenen zijn, net als die van andere primaten, ingesteld op het leven in een sociale groep met een zekere hiërarchie. Daarbinnen loont het om hoog in aanzien te staan. Kijk maar naar apen. Hooggeplaatste apen planten zich het meest voort, zijn minder gestrest en gezonder. Mensen bepalen hun status vooral op basis van economische indicatoren: sociale huurwoning of vrijstaand huis, traiteur of voedselbank.
Je economisch achtergesteld voelen lijdt tot chronische stress, en zo tot een groter risico op diabetes en depressie. Maar het leidt ook tot slecht kunnen plannen en kortetermijndenken. Mensen die opgroeien met minder geld dan de rest van hun omgeving krijgen zelfs jonger kinderen; net als bij laaggeplaatste dieren. Vermoedelijk, zegt Payne, heeft dit te maken met hun gevoel van onzekerheid over de toekomst en hun lagere levensverwachting.
Payne trekt zelfs de vergelijking met hommels. In een experiment konden hommels kiezen uit twee bloemen: van de ene wisten ze uit ervaring dat er altijd nectar in zat, maar weinig. De andere bloem bevatte niet vaak nectar, maar wel veel. Chronisch ondervoede hommels kiezen vaker de tweede bloem dan hun weldoorvoede soortgenoten. De minderbedeelden nemen dus grotere risico’s. De vergelijking dringt zich op met de langdurig uitkeringsgerechtigde die zijn laatste euro’s in de fruitautomaat gooit. ‘Dom’, denken we dan al makkelijk. Maar Payne geeft ons meer inzicht in dat gedrag en daardoor krijgen we er meer begrip voor.