De dag waarop ik leerde dat fouten maken niet mag, staat me nog haarscherp voor de geest. Het was koud en de zon scheen, mijn vriendin en ik tennisten buiten. Hoewel de brugklas mij van haar gescheiden had (zij mavo, ik vwo) wisten we elkaar nog altijd direct na school te vinden.
Toen we naar binnen kwamen om iets te drinken, spraken haar moeder en tante over een bekende voorstelling die naar de stad zou komen. ‘Ken je dat stuk?’ Ze keken me vragend aan. Ik had geen idee. Nooit van gehoord zelfs. De blikken van deze twee volwassen vrouwen keurden mij.‘‘En dát doet dan vwo,’ zei de moeder van mijn vriendin.
Ik maak fouten, dus ik besta
Voor missers, fouten en mislukkingen is weinig tolerantie in onze maatschappij. De bedoeling is dat je het goed doet, dat het lukt, dat je het wéét – zeker als je opleidingsniveau of positie daar aanleiding toe geeft.
Het enige voordeel dat we uit fouten lijken te halen, is als anderen ze maken: dan vijzelen we er onze eigenwaarde mee op. Weet een presentator het even niet, dan lachen we hem uit. Gaat een bekende ondernemer aan zijn eigen succes ten onder, dan schenken we onszelf nog eens bij.