Zou je meer betalen voor een vakantieappartement of -woning die je wilt huren via Airbnb als de verhuurder er goed uitziet? En maakt het je uit welke huidskleur de verhuurder heeft?

Misschien denk je oprecht dat je je daardoor niet laat leiden, maar de realiteit is anders. Onderzoekers van de Universiteit Tilburg bekeken data van het Airbnb-aanbod in New York en ontdekten dat de profielfoto’s van de verhuurders belangrijk zijn bij de prijs die mensen voor een appartement kunnen vragen.

Witte mensen met een ‘aantrekkelijk uiterlijk’ vroegen – en kregen – ongeveer 7 procent meer dan gemiddeld. Mensen van kleur vroegen – ongeacht hoe ze eruitzagen op hun profielfoto – juist minder, vermoedelijk omdat ze de woning anders minder snel zouden verhuren.

De conclusie van de onderzoekers: na het zien van slechts één foto vormen we ons al een beeld van mensen. Ziet iemand er goed uit, dan zal het appartement ook wel in orde zijn. En iemand van kleur wekt blijkbaar minder vertrouwen.

We zijn ons vaak helemaal niet bewust van dit soort vooroordelen op basis van kleur, leeftijd, gewicht, gender of opleidingsniveau, zegt psycholoog en filosoof Lieke Asma, auteur van het boek Blinde vlekken. Hoe impliciete vooroordelen je (mis)leiden. We stoppen mensen in hokjes zonder dat we er erg in hebben, maar dat beïnvloedt vervolgens wél hoe we op die persoon reageren.

Aangeleerd

Lang werd gedacht dat we vooral onbewuste negatieve vooroordelen hebben tegenover mensen die anders zijn dan wij: iemand met een andere kleur of een andere sociaaleconomische achtergrond wordt als ‘mogelijk bedreigend’ ervaren.

We hebben een sterke, onbewuste voorkeur voor mensen die tot dezelfde groep behoren als wij; en onbewust een soort primitieve afweer tegenover alles wat onbekend of anders is.

Deze houding ten opzichte van de outgroup is uitgebreid onderzocht, bijvoorbeeld door mensen foto’s te laten bekijken terwijl ze in de hersenscanner liggen. Zo is aangetoond dat wanneer een wit persoon in een snelle ‘flits’ de foto van een zwart persoon te zien krijgt, het angstcentrum in de hersenen oplicht.

Ook lichamelijk gebeurt er dan van alles: verhoogde hartslag, aangespannen spieren – kenmerken van een vecht- of vluchtreactie. Dat iemand er anders uitziet, leidt dus tot een angstige, zelfs fysieke reactie.

Maar uit recenter onderzoek komt naar voren dat onbewuste vooroordelen niet alleen aangeboren zijn. Zo bleken zwarte Amerikanen óók een angstreactie te vertonen bij het zien van een zwart gezicht. De verklaring: vooroordelen komen ook door een aangeleerde reflex.

De samenleving oordeelt negatief over mensen met een bepaalde achtergrond en dat oordeel nemen we over – zelfs als we zelf tot de groep mensen met die achtergrond behoren.

Handelen naar vooroordelen

Die onbewuste vooroordelen zijn dus niet uitsluitend een ‘persoonlijk’ probleem veroorzaakt door een automatisch mechanisme, de maatschappij werkt ze in de hand, zegt Asma.

‘We houden er bepaalde normen op na: mannen zijn sterke leiders, knappe mensen zijn betrouwbaar, mensen van kleur zijn “anders”. Ook al zijn ze onbewust, die normen zijn toch racistisch of seksistisch – en we handelen er dus ook vaak naar.’

Neem het onderzoek waarbij proefpersonen de taak kregen een nieuwe leidinggevende te kiezen voor het politiecorps. Ze kregen twee cv’s te zien: een van ‘Michael’ en van ‘Michelle’.

De een heeft meer ervaring op straat, de ander een hogere opleiding. De meeste mensen kozen voor Michael. Je zou denken dat de proefpersonen de ervaring op straat hoger aansloegen – maar dat bleek helemaal niet de doorslaggevende factor.

De onderzoekers hadden de praktische ervaring namelijk de ene keer op Michaels cv gezet en de andere keer op dat van Michelle. En steevast kozen meer proefpersonen voor Michael.

Frappant: de proefpersonen gaven zelf aan dat gender niets met hun keuze te maken had; ze zagen zichzelf als objectief. Asma: ‘We denken dat we de wereld neutraal waarnemen, maar dat is dus niet zo.

De normen en stereotyperingen waarvan onze samenleving doordrenkt is, maken het heel moeilijk om te merken: hé, ik laat me nu toch beïnvloeden door iets – in dit geval gender – waarvan ik zeg en vind dat het eigenlijk niet belangrijk is.’

Ligt het aan mij?

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze eerste indruk niet met ons aan de haal gaat? Helaas is er geen makkelijk trucje dat voorkomt dat we onbewust oordelen. Maar er zijn wel een paar hoopgevende experimenten.

Een groep studenten werd bijvoorbeeld gevraagd zich in te leven in een wit en een zwart personage in een documentaire. Ze moesten beschrijven hoe deze twee personen zich waarschijnlijk voelden – bijvoorbeeld nadat de zwarte persoon discriminatie had meegemaakt.

Nadat zo hun empathie was aangewakkerd, scoorden de studenten lager op de ‘impliciete associatietest’, een test om onbewuste vooroordelen te meten. Het effect van deze aangezwengelde empathie hield echter maar een paar dagen aan. Daarna waren de scores op de test weer op het oude niveau – en vervielen mensen dus blijkbaar in hun oude manier van denken.

Bij een ander experiment kwam naar voren dat iemands gedrag vooroordelen kan overrulen. Iemand die er misschien bedreigend uitziet, zoals een hooligan, vinden we tóch aardig als diegene vriendelijk gedag zegt. Maar als je eerder al – onbewust – negatief naar een andere hooligan hebt gekeken, moet deze persoon wel érg aardig uit de hoek komen wil je vooroordeel worden uitgewist.

Jezelf daarvan bewust zijn is een eerste stap, zegt Asma. Zoals jezelf afvragen of je iemand echt beter vindt voor een bepaalde functie vanwege diens ervaring of dat er toch iets anders meespeelt. Of erbij stilstaan of iemand werkelijk boos kijkt of dat dat gevoel vooral bij jezelf zit.

Toch is dat volgens Asma niet genoeg, daarvoor zijn onze vooroordelen te hardnekkig. De enige manier om de gevolgen daarvan tegen te gaan, zijn structurele veranderingen in de maatschappij.

‘Het zou bijvoorbeeld enorm helpen als we minder stereotiepe beelden voorgeschoteld krijgen in de media. Als we iemand met een handicap of een biculturele achtergrond in een televisieserie zien, heeft dat meestal een functie in het verhaal. Terwijl: waarom zijn deze mensen niet “gewoon” te zien, zonder dat er een verhaal aan opgehangen hoeft te worden? Op die manier blijven grote groepen mensen hen als “anders” zien.’

Een ander voorbeeld van stereotiepe beelden is dat van de deskundigen die bij nieuwsitems in kranten en op radio en tv aan het woord komen, nog steeds maar ongeveer een kwart vrouw is. ‘Dat voedt het beeld van de man als serieus te nemen expert, terwijl vrouwen veel minder vaak zo worden neergezet. Dat beeld nemen we onbewust mee.’

Ook kunnen praktische hulpmiddelen helpen, denkt Asma. Zoals anoniem solliciteren – dus zonder naam, leeftijd en nationaliteit. Asma: ‘We moeten samen de context veranderen waarin onbewuste vooroordelen opspelen. Alleen dan lukt het om ze niet ongewild onze beslissingen te laten beïnvloeden.’

Bronnen o.a.: L. Asma, Blinde vlekken. Hoe impliciete vooroordelen je (mis)leiden, Boom, 2024 / H.G. Halberstadt, Racialized emotion recognition accuracy and anger bias of children’s faces, Emotion, 2020 / B. Jaeger e.a., The effects of facial attractiveness and trustworthiness in online peer-to-peer markets, Journal of Economic Psy­chology, 2019 / T.J. Pashak e.a., Empathy diminishes prejudice. (…), Psychology, 2018 / J. van Heugten, Vaker in de media. Zo kom je als vrouwelijke expert in beeld, Van Duuren Management, 2024