De lijst met ontgroeningen die uit de bocht vliegen is lang. Neem de ontberingen van aspirant-leden van het Amsterdamsch Studenten Corps die drie jaar geleden veelvuldig werden geschopt, geslagen en gestompt.
Andere voorbeelden zijn ouderejaars die over eerstejaars heen plassen, studentes die op een bangalijst belanden, mensen die ziek worden doordat ze verplicht worden grote hoeveelheden alcohol te drinken, in vieze grachten te zwemmen of tussen het afval te slapen.
Soms kent een ontgroening zelfs een fatale afloop, zoals in 2018 in België gebeurde. Student Sanda Dia moest sterke drank en visolie drinken, mocht veel te weinig slapen en nadat hij urenlang in een put met ijskoud water moest zitten, raakte hij bewusteloos en stierf een paar uur later.
Inmiddels wordt er op allerlei fronten actie ondernomen om een cultuuromslag te bewerkstelligen. Maar waarom gebeuren dit soort vreselijke dingen überhaupt? Arjaan Wit is universitair hoofddocent sociale psychologie aan de universiteit Leiden en gespecialiseerd in groepsdynamica. Volgens hem spelen vijf mechanismen een rol.
1. Er geldt een geheimhoudingsplicht
De gebeurtenissen die de media halen zijn waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg. ‘Ik geef elk jaar colleges over ontgroeningen en krijg dan van studenten te horen dat wat er écht gebeurt bij ontgroeningen van jaarclubs en dispuuthuizen afwijkt van wat er mag volgens de officiële regels van studentenverenigingen,’ vertelt Arjaan Wit.
‘Veel komen we nooit te weten, omdat de studenten op het hart wordt gedrukt niet uit de school te klappen. Maar als niemand elkaar tot de orde roept, het geheim blijft voor de buitenwereld, er veel drank in het spel is en ontgroeners de macht krijgen om anderen ontberingen te laten doorstaan, dan ontstaan er makkelijk een toxische groepsdynamiek. Ontgroeners gaan tegen elkaar opbieden en voelen druk om steeds een stapje verder te gaan dan voorgaande jaren.’
2. De individuele moraal schakelt uit
In een groep conformeer je je snel aan wat de rest doet, ook al gebeurt er iets wat je normaal gesproken niet zou goedkeuren. Wit: ‘Het individuele boordelingsvermogen gaat de koelkast in. Daarbij speelt moral disengagement op: studenten vinden eigenlijk dat iets niet kan (over iemand anders heen plassen, urenlang tegen iemand schreeuwen, iemand pushen om te veel te drinken).
Maar, zo maak je jezelf wijs: jouw ethische standaard is even niet van toepassing op deze situatie en je schakelt je moraal tijdelijk uit. Omdat dat soort acties nou eenmaal bij ontgroenen horen, omdat iedereen het doet of omdat je het zelf een jaar eerder ook hebt ondergaan.
3. Achteraf wordt het goed gepraat
De ontgroeners en de deelnemers praten de excessen vaak goed. Dat is een vorm cognitieve dissonantie: eigenlijk vind je dat vernederingen niet kunnen, maar achteraf verklaar je dat het nodig was voor groepsvorming. Het slechte gedrag wordt zo gerationaliseerd en het ongemakkelijke gevoel daarover weggenomen.
Overigens klopt het idee dat samen ontberingen doorstaan het groepsgevoel vergroot niet altijd. Een hechte groep ontstaat alleen als ontgroeningen niet in vernederingen ontaarden, ontdekte sociaal psycholoog Liesbeth Mann.
Tijdens een experiment aan de Universiteit van Amsterdam liet zij studenten elkaar ‘afzeiken’, iets wat tijdens ontgroeningen vrij normaal is. Deze vernederingen zorgden er juist voor dat de studenten op een negatieve manier naar de vereniging gingen kijken – hun groepsgevoel ging er juist niet op vooruit.
4. De nieuwe leden willen erbij horen
Aspirant-leden hebben het gevoel dat ze erin moeten meegaan. Uit onderzoek blijkt dat ‘een plek hebben waar je bij hoort’ een belangrijke drijfveer is om bij het corps te gaan.
In de studententijd begint een nieuw leven, vaak in een andere stad, waar je nog vrienden moet maken. Doordat mensen de behoefte hebben om ergens bij te horen, kan het lidmaatschap van een studentenvereniging erg belangrijk lijken.
Uit een enquête in de Verenigde Staten spraken leden van studentenverenigingen over ‘broederschap’, ‘een tweede thuis’ en dat het bij de vereniging voelt alsof ze ‘deel uitmaken van een familie’. Maar aan die behoefte om erbij te horen zit wel een keerzijde, zegt Wit.
‘Studenten hebben het gevoel dat ze afhankelijk zijn van het lidmaatschap van een vereniging om een goede studententijd te hebben. En als ze afhaken bij de ontgroening of er een klacht over indienen, is de kans groot dat ze er eruit worden gegooid. Door die sterke wens om erbij te horen, laten ze zich veel welgevallen. Dat weten de ontgroeners en dat kan ze het gevoel geven dat ze kunnen doen waar ze zin in hebben.’
5. Het omstanderseffect: niemand grijpt in
Ontgroeningsrituelen kunnen vooral zo uit de hand lopen omdat niemand op tijd ingrijpt door het zogenoemde omstanderseffect. Wanneer er iets grensoverschrijdends gebeurt, kijken mensen vaak naar hoe anderen reageren. Doen die niks, dan is de kans groot dat iedereen passief blijft toekijken.
Hoe sterk het omstanderseffect is, heeft Arjaan Wit ook zelf ondervonden toen zijn dochter een bestuursfunctie aanvaardde bij een vereniging. Dat gebeurde tijdens een feestelijke bijeenkomst, waarbij ook de familie was uitgenodigd.
‘Mijn dochter moest haar beleidsvoornemens formuleren en op een gegeven moment kwamen er een stenen kruik en borrelglazen tevoorschijn. Na elk stuk tekst schonken ze een glaasje in en sloegen die gezamenlijk in één keer achterover. Ik wist niet wat ik zag: mijn dochter drinkt geen sterke drank omdat ze daar niet goed tegen kan.
Bovendien ging het zo hard – binge drinking kan voor iedereen gevaarlijk zijn. Ik kreeg het steeds benauwder: straks ging ze nog out. Maar niemand maakte bezwaar – ook mijn vrouw niet. Wat moest ik doen? Ingrijpen en het feestje verpesten? Ik deed niets en was opgelucht toen het na zeven glazen stopte.
Achteraf bleek dat er water in die kruik zat en dat het als grap was bedoeld. Maar ik neem mezelf nog steeds kwalijk dat ik niets heb gedaan. Als ik met al mijn kennis over groepsdynamica en groepsdruk al niet heb ingegrepen, kun je nagaan hoe sterk het omstanderseffect speelt bij de ontgroeningen.’