Wat maakt dat klokkenluiders als wielerjournalist Marijn de Vries, die in haar column voor NRC een boekje opendeed over het wangedrag op de redactie van NOS Sport, met vertrouwelijke informatie naar buiten treden, terwijl anderen hun mond houden?
Rapporteren als er iets niet in de haak is, dat is toch iets wat de meesten van ons zouden doen?
In theorie wel, toont onderzoek van Paul van Lange van de Vrije Universiteit Amsterdam en collega’s.
Zij vroegen proefpersonen om ‘in het belang van de wetenschap’ een wervend stukje te schrijven voor deelname aan een ander onderzoek, waarover ze tegelijkertijd te horen kregen dat het voor de deelnemers heel naar kon uitpakken.
In dezelfde kamer waar ze hun enthousiaste stukje moesten schrijven, stond een doos waarin ze een melding konden deponeren voor de ethische commissie.
Dus dat deden ze massaal?
Dat zou je denken, want klokkenluiden was in dit geval eenvoudig. Van de mensen aan wie deze situatie alleen werd voorgelegd (‘Wat zou jij doen?’), dacht dan ook zo’n 65 procent dat ze aan de bel zouden trekken.
Maar van de proefpersonen die werkelijk in deze situatie werden gebracht, deed minder dan 10 (!) procent dat ook daadwerkelijk. Sterker nog: driekwart schreef de gevraagde positieve beoordeling.
Ook de Amerikaanse onderzoekster Janet Near, die samen met Marcia Miceli al sinds de jaren tachtig onderzoek doet naar whistleblowing (de Engelse term voor klokkenluiden), laat in een e-mail weten dat ze heeft vastgesteld dat de meeste mensen die iets zien wat niet door de beugel kan, het niet zullen rapporteren.
Gjalt de Graaf, universitair hoofddocent bestuurskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, wil daar wel een kanttekening bij plaatsen.
‘Dat de meeste mensen misstanden niet melden, is veel te algemeen gesteld. Het is erg afhankelijk van de context. In een enquête die ik onder ambtenaren hield, meldde bijvoorbeeld zo’n 30 procent van hen dat ze een misstand hadden meegemaakt; 60 procent van die groep zei ook dat ze het ergens hadden gemeld.’
Vaak denken mensen bij klokkenluiden aan extern melden, bij de media bijvoorbeeld. Maar het overgrote deel van de meldingen is binnen de eigen organisatie, zegt De Graaf, ‘daar horen we niet over.’
Waarom verzuimen we eigenlijk om misstanden te melden?
Een eerste reden: als je er middenin zit, zie je vaak niet eens meer dat er wat mis is. De Graaf: ‘Wie nieuw is in een cultuur waar bijvoorbeeld veel seksuele intimidatie is, zal het eerder opvallen dat dat gedrag niet overeenkomt met wat de rest van de samenleving normaal vindt, dan wie er al langer werkt.’
En verder?
Een aanzienlijk deel van de klokkenluiders ondervindt nadeel van hun onthullingen, blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse wetenschappers Janet Near en Marcia Miceli.
Sommige klokkenluiders worden met de nek aangekeken door hun collega’s, anderen krijgen een demotie of worden zelfs ontslagen, zoals onlangs de Ryanair-piloot die zich in een televisieprogramma kritisch uitliet over de veiligheidscultuur bij de luchtvaartmaatschappij.
Hoe kan het dat de gevolgen zo negatief zijn? Klokkenluiders hebben toch iets ‘goeds’ gedaan?
Dat is volgens De Graaf een verkeerde voorstelling van zaken. Een melding is geen keuze tussen goed en kwaad, maar tussen twee kwaden.
‘We kunnen niet samenwerken zonder een bepaalde mate van loyaliteit aan elkaar. Bovendien heb je in bedrijven en bij de overheid geheimhoudingsplicht. Die dingen schend je door te klokkenluiden. Dat maakt de keuze juist zo moeilijk, en is ook de reden waarom het voor melders vaak slecht afloopt.’
Tekenend is volgens De Graaf een uitspraak van een collega van een klokkenluider, die over de melder zei: ‘Het is moedig dat hij het gezegd heeft, want het was een misstand waar iets aan gedaan moest worden. Maar ik wil nooit meer met hem samenwerken, want ik vertrouw hem niet meer.’
Uit experimenteel onderzoek blijkt dat mensen vijandig staan tegenover groepsleden die de cohesie doorbreken, ook als ze het later eens blijken te zijn met die persoon.
Dus klokkenluiders stellen de band met hun collega’s sterk op de proef?
Ja. Maar tegelijkertijd voelen ze zich vaak heel verantwoordelijk voor wat er gebeurt met degene over wie ze rapporteren. Dat maakte De Graaf op uit diepte-interviews die hij hield met 25 klokkenluiders.
Iets wat hem sterk verbaasde, aangezien de schenders veel ellende veroorzaken. ‘Een van de klokkenluiders die ik sprak had een verkrachting gemeld. Hij wist: als dit uitkomt, betekent dat ontslag voor de dader, en die heeft thuis wel een klein kind.’
Klokkenluiders staan dus tussen twee vuren?
Inderdaad. Dat wat eerlijk of rechtvaardig is, conflicteert vaak met loyaliteit aan anderen, zegt onderzoeker Adam Waytz van de Northwestern-universiteit.
Dat klokkenluiden een moreel dilemma oproept tussen deze twee waarden, bewees hij met experimenteel onderzoek dat dit jaar werd gepubliceerd. Waytz en collega’s lieten sommige mensen een paar zinnen opschrijven over waarom het belangrijk is om loyaal te zijn aan anderen.
Anderen schreven juist een passage over het belang van rechtvaardigheid. Wat bleek? De mensen die over het belang van rechtvaardigheid schreven, waren vaker geneigd te klokkenluiden dan degenen die hadden geschreven over het belang van loyaliteit.
Wat maakt dat sommige mensen ondanks dit morele conflict wél aan de bel trekken?
Over de persoon van de klokkenluider komt uit de literatuur geen eenduidig beeld naar voren. De Graaf: ‘Het enige wat ik kan zeggen, is dat ze vaak een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel hebben. De melders die ik sprak hadden er vaak nachten van wakker gelegen. Degenen die uiteindelijk melden, zijn ervan overtuigd: hier moet gewoon iets aan gebeuren.’
Uit een ander experiment van Adam Waytz bleek inderdaad dat mensen voor wie rechtvaardigheid een belangrijker waarde is dan loyaliteit, sneller aan de bel trekken dan mensen die loyaliteit het hoogst in het vaandel hebben staan.
De omstandigheden zijn voor wél of niet klokkenluiden van groter belang, zoals de sterkte van het bewijs, de bedrijfscultuur en het type en de ernst van de schending.
Uit onderzoek van Janet Near blijkt bijvoorbeeld dat mensen eerder geneigd zijn seksuele intimidatie aan de kaak te stellen dan diefstal of veiligheidsproblemen.