Acht jaar geleden verloor Hillary Clinton de voorverkiezingen van Barack Obama, maar op het moment dat dit artikel wordt geschreven heeft zij van alle Democraten de beste papieren. Als Clinton de voorverkiezingen in Iowa wint, is ze de eerste vrouw ooit die een serieuze gooi kan doen naar het presidentschap. Maar zien de Amerikaanse kiezers een vrouw als leider wel zitten? En welke hindernissen staan haar te wachten in de race om de macht?
Wacht even: het is 2016. Speelt de sekse van een politiek leider echt nog een rol?
‘Jazeker,’ zegt Janka Stoker, sociaal psycholoog, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in leiderschap. ‘In de Verenigde Staten, en ook in Nederland trouwens, hebben we een stereotiep beeld van de ideale leider. Die moet krachtig zijn, masculien en sterk. Als vanzelf denken we dan aan een man.’ Een vrouw kan natuurlijk ook best sterk en krachtig zijn, benadrukt Stoker.
Ze wijst op een meta-analyse door onder anderen de Tilburgse psycholoog Marloes van Engen waaruit blijkt dat de verschillen in leiderschapsstijl tussen de seksen bescheiden zijn. En het kleine verschil dat er is, valt uit in het voordeel van de vrouw. Niet doordat vrouwen van nature betere leiders zijn, maar eerder doordat ze zichzelf meer moeten bewijzen voordat ze in een machtspositie komen, aldus Stoker. Alleen de allersterksten komen dus bovendrijven.
Dat ‘meer bewijzen’ heeft onder andere te maken met een ander stereotype: dat van de ideale vrouw. Die is vooral warm, lief, zacht en invoelend. Een politica als Clinton staat dus een uitdaging te wachten: ‘Ze moet krachtig en sterk zijn én warm en invoelend,’ legt Stoker uit. ‘Maar is ze te zacht, dan vinden mensen haar niet geschikt om te leiden. En als ze te krachtig is, dan vinden mensen haar koud en een bitch. Het is een dans op het slappe koord.’