Een vriend ging ooit naar de dokter met buikpijn. ‘Ik kan niks vinden; wat denk je zelf dat het is?’ vroeg de moderne arts. ‘Dan zal het wel psychisch zijn’, antwoordde de patiënt; ‘geef maar een placebo.’
Dit grappige verhaal vertelde ik aan de kantinetafel op het werk. Vele jaren later stonden we tijdens een congresborrel ervaringen uit te wisselen over dokters, ziektes en medicijnen. ‘Ik ging een keer met buikpijn naar de dokter,’ vertelde een collega. ‘Hij kon niks vinden,’ enzovoort. U raadt het al: het eindigde met de uitsmijter ‘Geef maar een placebo.’ Lachen! Behalve ik dan. Ik voelde me ongemakkelijk. Ik durfde niet te zeggen: ‘Hé joh, dat is jouw verhaal niet, foei!’ Terwijl dat toch zou kloppen.
Later vertelde ik het aan die vriend, en die lachte: ‘Dat geeft toch niks, zo gaat dat. Als je dat verhaal vertelt en je doet of je het zelf hebt meegemaakt, is het veel leuker. Dat mag, om de amusementswaarde te verhogen.’
Nou vooruit, maar dan moet je wel goed onthouden wie er wanneer bij is geweest. En trouwens, als je zo gaat beginnen – verhalen bijschaven puur om het entertainmentgehalte op te krikken – moet je dat toch al, want dan ga je ook vaker dezelfde anekdote vertellen, als een conferencier. Je gaat dingen die je drie jaar geleden meemaakte telkens opnieuw uitmelken en doen alsof het pas geleden gebeurde. Dat mag allemaal, omdat je verhalen dan leuker zijn.
Maar in zijn algemeenheid vind ik toch dat het alleen leuk is als mannen dit doen, en liefst ook alleen op borrels en verjaardagen. Bij vrouwen is het anders, want die praten meestal niet om te entertainen, maar omdat ze iets kwijt willen. Als je om díé reden hetzelfde verhaal vaker vertelt, heeft het juist helemaal geen amusementswaarde. Bovendien: als het praten echt helpt, zoals vrouwen denken, dan zou het verhaal na het vertellen moeten veranderen. Je gaat er anders tegenaan kijken, of de behoefte om het (op die manier) te vertellen verdwijnt. Als je vaker hetzelfde verhaal herkauwt, heeft het vertellen kennelijk helemaal geen functie. Waarom praat je dan eigenlijk? Als het gesprek zo weinig met je doet dat je daarna nog steeds zin hebt om hetzelfde verhaal te vertellen, dan kun je het toch net zo goed laten?
De ergste uitwas hiervan is als mensen (meestal vrouwen) ‘leeglopen’. Er zit iets dwars en dan gaat de kraan open. Meestal komt er iets klagerigs uit. Je voelt dat het niet uitmaakt wat je terugzegt; de kraan loopt, en blijft lopen. En de volgende dag kan doodleuk diezelfde kraan opengaan met precies dezelfde woordenstroom. Kennelijk helpt het niks dat het al is verteld. Dus kan de klager net zo goed metéén haar mond houden! Als toehoorder kun je dan toch maar beter te maken hebben met zo’n lolbroek die verhalen vertelt om onderhoudend te zijn, ook al zijn ze van anderen of zijn ze onderdeel van het vaste repertoire. Zolang je dat niet weet, heb je er in elk geval plezier aan.
Toch blijft er iets knagen. Zou die vriend dat verhaal van de placebo echt wel zelf hebben meegemaakt?