Ze schrijft altijd over het leven in vorige eeuwen, en haar verhalen zijn spannend: hoge en lage klassen die met elkaar botsen, verboden lesbische liefde in het Victoriaanse Engeland, en, niet te vergeten: vervallen landhuizen waar het flink kan spoken. Op de achtergrond voel je steevast een onheilspellende sfeer hangen.
Sarah Waters glimlacht, knikt: ‘Het onheilspellende heeft inderdaad een grote aantrekkingskracht op me; misschien omdat ik zelf nogal angstig ben aangelegd. Een mens heeft zo veel onbedwingbare emoties, vind ik. We willen er liever niet aan denken, maar onderhuids gist er van alles. We zijn bijvoorbeeld voortdurend bang dat we gewond of ziek raken, dat we onze naasten verliezen, dat we zelf doodgaan. Om die angsten te bezweren hebben we het bovennatuurlijke verzonnen. Daarom schrijf ik ook zo graag over geesten: ze geven ons de gelegenheid een schuldige aan te wijzen voor alle nare dingen die ons kunnen overkomen in dit leven.’
Maar waarom schrijft u nooit over het heden?
‘Omdat ik het interessanter vind in een andere tijd te stappen. Geschiedenis brengt mijn fantasie altijd meteen op gang. Wie zou ik bijvoorbeeld zijn als ik in de Victoriaanse tijd had geleefd? In de westerse wereld anno nu zijn we vooral gericht op het vinden van onszelf, op onze eigen emotionele behoeften. In de Victoriaanse tijd lag dat heel anders: toen draaide het om plicht, gemeenschap, familie. Ik denk dat als ik toen had geleefd, ik niet zo’n piekeraar was geweest als ik nu ben. Verfrissende gedachte, toch? Ik zou alleen wel minder goede boeken hebben geschreven, want door al mijn getob steek ik enorm veel energie in de details en dat komt mijn boeken natuurlijk wel ten goede.’