Interview Rachel Joyce
Ze komt aangehold. Een tengere gestalte met grote zwarte tuinlaarzen, haar lange wollen jas danst om haar heen. Zachte blik, glimlach, duizend excuses. ‘Het spijt me zo ontzettend dat ik te laat ben! Loop je mee naar mijn auto? En sorry voor de rotzooi, ik had geen tijd om op te ruimen. O, en wat je ruikt is schapenvoer, erg hè? Maar dat krijg je als je op een boerderij woont.’ Terwijl we naar haar huis rijden, vertelt ze dat ze behalve schapen ook paarden, koeien, ganzen, eenden, konijnen, kippen, katten en honden heeft. Glimlacht: ‘De kinderen wilden graag dieren, maar het eind van het liedje is dat ik de hele tijd loop te rennen om ze te verzorgen.’
Rachel Joyce (50) woont met haar man Paul, psychotherapeut, en vier kinderen boven op een steile heuvel in Midden-Engeland, in een romantische zeventiende-eeuwse woonboerderij met dikke muren en leistenen dakpannen. Ernaast staat het zachtblauwe houten tuinhuis waar ze de afgelopen jaren – tussen alle huishoudelijke bedrijven door – haar eerste en meteen wereldberoemde roman schreef: De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry, over een ongelukkige, gepensioneerde man die op een dag besluit de spoken uit zijn verleden onder