Raketten die met donderend geraas en vlammende staart van een marineschip opstijgen. Gevechtsvliegtuigen die af en aan vliegen. Landkaartjes met roodomrande gele sterretjes die explosies voorstellen. Week-in-week-uit ontvangen we berichten over de oorlog tussen de internationale coalitie en de Taliban. We zien tanks, afweergeschut, kleine bommen, grote bommen, verwoeste gebouwen, ingestorte fabrieken, en krijgen de indruk dat de oorlog voornamelijk met explosieven wordt gevoerd.
Toch is dat slechts schijn. Hoewel grotendeels aan het oog onttrokken, woedt er ook nog een andere oorlog tussen de Taliban en haar opponenten: de oorlog van de ‘psychological operations’, een strijd waarin alle beschikbare psychologische kennis wordt gebruikt als die op de een of andere manier tegen de vijand kan worden aangewend. Het is die oorlog die zich afspeelt in de geest van de tegenstander, en waarin geen middel wordt geschuwd, hoe gruwelijk, macaber of laag-bij-de-gronds ook.
Sinds de ‘hete’ oorlog tussen de Amerikanen, de Britten en de Talibanstrijders op 7 oktober uitbrak, zijn de toespraken van de Amerikaanse president Bush en zijn rivaal Osama bin Laden de meest zichtbare elementen van de psycho-oorlog: hun redevoeringen zitten vol met indoctrinerende en intimiderende zinsneden. Zo laat Bush bijna geen gelegenheid onbenut om erop te wijzen dat Bin