Zelf was hij als vader niet zo’n strijdbaar type. Met zijn eigen zoon en dochter, inmiddels een eind in de dertig, zocht hij altijd naar oplossingen. Als hij toen geweten had wat jarenlang onderzoek hem inmiddels heeft doen inzien, was hij mogelijk strenger geweest.
‘Kinderen opvoeden mag best makkelijk zijn’
Ouders werken te hard aan de toekomst van hun kinderen. Al dat geploeter is zinloos, vindt psycholoo...
Lees verder‘Toen mijn kinderen pubers waren, betaalde je internet nog per telefoontik. Ik herinner me rekeningen van 600 gulden. Dan zei ik wel “Dit kan niet”, maar dat had nauwelijks invloed.’
De Winters huidige nadruk op meer strijd in de opvoeding lijkt misschien tegenstrijdig met zijn eerdere werk. De Utrechtse hoogleraar maatschappelijke opvoedvraagstukken probeert met zijn onderzoek en zijn boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding al jaren onze kijk op opvoeding en onderwijs te veranderen. Gezamenlijkheid en prettig samenleven zouden daarin wat hem betreft voorop moeten staat.
Op de Vreedzame School – een programma dat basisschoolkinderen leert verantwoordelijkheid te dragen voor het sociale klimaat in de groep – lukt dat al aardig. De Winters promovendus Leo Pauw toonde een paar jaar geleden bijvoorbeeld aan dat kinderen op die het Vreedzame Scholen-programma volgen beter zijn in het oplossen van conflicten in de klas. Maar een vertaling naar keukentafel en speeltuin is nog niet echt zichtbaar.
Een aanbeveling uit het onderzoek is ook om ouders technieken aan te reiken uit de Vreedzame School en de methode zo meer te laten doorwerken in de opvoeding. Meer strijd leren leveren is daarin een belangrijk onderdeel, aldus De Winter: ‘We moeten het conflict met onze kinderen weer durven aangaan.’
Brengt meer strijd de gezamenlijkheid niet in gevaar?
‘Juist niet. Hoe vroeger we leren met weerstand en verschillen om te gaan, hoe beter we daar als volwassenen mee uit de voeten kunnen.
Ik las eens een column waarin journalist Aleid Truijens, in reactie op een actiegroep die kindervrije restaurants wil, opsomt aan wie zíj allemaal een hekel heeft. Brallende ballen, mensen die vies eten, trage bejaarden.
Iedereen kan zo’n lijst maken. De grote vraag is: hoe gaan we dan zorgen dat dit een prettige, veilige samenleving blijft waarin je niet alleen onder gelijkgestemden verkeert? Ik denk dat daarvoor nodig is dat je van jongs af aan leert dat mensen verschillende waarden en wensen kunnen hebben.
En daarmee bedoel ik niet: o, o, wat zijn al die verschillen leuk. Met elkaar samenleven terwijl we een compleet verschillende identiteit hebben, levert veel conflicten op.
Mijn punt is: leer kinderen dat conflicten een wezenlijk onderdeel zijn van het samenleven. De vraag, en ook mijn drijfveer is: hoe zorg je dat dat botsen op een humane manier verloopt?’
De natuurlijke aard van kinderen lijkt in geval van conflicten niet erg humaan: slaan, afpakken, buitensluiten…
‘En dus moeten we kinderen al jong leren hoe je conflicten oplost zonder geweld. Hoe ze “vreedzaam” kunnen vechten – die term heb ik geleend van de filosoof Hans Achterhuis.
Op Vreedzame Scholen leren kinderen met verschillen om te gaan via mediatie. De kinderen zélf zijn mediatoren. Dat blijkt hun conflictoplossend vermogen aanzienlijk te vergroten.’
Hoe vertalen we dat ‘vreedzaam vechten’ naar de keukentafel?
‘Door ons te realiseren dat ook opvoeden per definitie een conflict is en door de strijd met onze kinderen niet te schuwen. De belangen van opvoeders en kinderen zijn in zichzelf al conflicterend. Lang niet alle kinderen zijn geïnteresseerd in gezond eten, bijvoorbeeld.
Een kind denkt vooral op de korte termijn. Het wil gewoon nu iets wat het wél lekker vindt. Als opvoeder overzie je de langere termijn: die groenten zorgen voor een gezond lichaam. Ouders die niet de strijd aangaan over die gevarieerde maaltijd, doen dus eigenlijk aan pedagogische verwaarlozing.’
Test opvoedstijlen: wat kenmerkt jouw manier van opvoeden?
En die strijd gaan ouders onvoldoende aan?
‘Ik heb dit in de afgelopen jaren leren zien als hét grote opvoedingsprobleem. Mensen zijn bang om hun kinderen te beschadigen door grenzen te stellen.
Omdat ze denken: andere kinderen mogen dat wel, of: dan doe ik mijn dochter misschien tekort. En ik merk dat het helpt als ik zeg: opvoeden is strijd. Kinderen hebben die strijd zelfs nodig.’
Wilt u terug naar een autoritaire opvoeding?
‘Absoluut niet. Met “strijd” bedoel ik geen ouderwetse machtsuitoefening. Uit onderzoek blijkt dat je in psychisch en sociaal opzicht de gezondste kinderen krijgt met een autoritatieve opvoeding; een warme, democratische opvoeding met gezag in plaats van macht.
Grenzen stellen en in de gaten houden wat je kinderen doen zijn belangrijk in zo’n opvoeding, maar leg wel uit waaróm: “Ik wil dat jij om twaalf uur thuis bent en met iemand anders naar huis fietst, want je kunt je in je eentje niet goed verweren tegen kwaadwillenden, en ik ben daarvoor verantwoordelijk.”’
Wat levert die strijd kinderen op?
‘Een kind dat geen weerstand krijgt, gaat zich onveilig voelen. Dan moet het alles ineens zelf beslissen en wordt het leven moeilijk te overzien. Een dertienjarige, bijvoorbeeld, heeft nog niet de levenservaring om online achter de identiteit van anderen te komen.
Het is jouw taak om mee te kijken op internet. Het andere gevaar is dat we zonder weerstand een samenleving vol egoïsten kweken: kinderen die denken dat de wereld alleen om hun geluk draait.’
U vindt dat onze weerstand tegen strijd ook een maatschappelijk probleem heeft gecreëerd. ‘We houden niet van strijd, en daarom hebben we etiketten uitgevonden,’ zei u in een lezing.
‘Tsja, ik noem dat mijn theorette, want het is een theorie die je niet echt kunt bewijzen. Maar ik denk inderdaad dat het zo zit. De daling heeft inmiddels weer ingezet, maar het medicijngebruik bij ADHD nam lange tijd sterk toe: tussen 2010 en 2014 verviervoudigde het zelfs.
Hoogleraar opvoedkunde Jo Hermanns toonde aan dat het aantal aanmeldingen bij de bureaus Jeugdzorg een aantal jaren met maar liefst 19 procent per jaar toenam, en tegenwoordig is dat nog steeds 12 procent per jaar.’
Hoe komt dat?
‘Je kunt zeggen dat het aantal diagnoses toeneemt doordat we nu meer weten. Dat het een inhaalslag is. Maar zo eenvoudig is het volgens mij niet. Het aannemen van die etiketten is in mijn ogen deels een manier om de opvoedingsstrijd op te heffen.
Als je problemen hebt met je kind omdat het zich afwijkend gedraagt en je hebt daar een label voor – asperger, ADHD, ODD – dan is het het probleem van het kind geworden. Dat is het beeld dat wij hebben geconstrueerd. Met het label wordt het probleem een stoornis of disfunctie van het kind.’
Met een kind met ADHD of ODD heeft een ouder toch evengoed opvoedingsstrijd?
‘Met een kind met een stoornis ga je geen strijd aan, dat ga je behandelen. Dat is een heel andere verhouding. Alternatief voor dit “ziektemodel” is de erkenning dat kinderen en opvoeders vaak andere belangen hebben en daar strijd over voeren. Opvoeden is iets heel anders dan het toepassen van een interventie bij een gedragsprobleem.’
Het klinkt alsof u het bestaan van deze stoornissen ontkent.
‘Dat zou natuurlijk te gek zijn. Maar wat lange tijd wél is gebeurd, is dat de groep “ziek” verklaarde kinderen enorm is uitgedijd.
Dus steeds meer mensen zijn dit soort medisch klinkende verklaringsgronden gaan hanteren voor de moeilijkheden die ze ervaren in de opvoeding van hun kind. En dat betekent dat we het probleem steeds meer bij het kind zijn gaan leggen, en steeds minder in de relatie tussen ouders en kind.’
Training Positief opvoeden voor puberouders
- Positief contact maken met je kind
- Omgaan met je eigen emoties én die van je kind
- Afspraken maken en grenzen stellen
79,-
En u zou willen zeggen: heb de moed om die strijd aan te gaan.
‘Waarmee ik niet zeg dat het makkelijk is – sommige kinderen kunnen tergend moeilijk zijn. Maar ik wijs gewoon op een tendens: dat we te veel de neiging hebben om een probleem tot een ziekte van het kind te maken, terwijl het eigenlijk een probleem in de opvoedingsrelatie is.
En het lijkt bijna of die opvoedingsstrijd, die er per definitie moet zijn, onschadelijk wordt gemaakt door het probleem in het kind te stoppen. Op scholen merk ik het ook vaak. Dan zeggen ze: “Nee, die kan ik niet terechtwijzen, want het is een kind met puntjepuntjepuntje.” Maar strijd is nodig.’
Het idee heerst dat kinderen steeds narcistischer worden. Kunnen we wéten dat dat zo is? Of zeggen we dat elkaar gewoon na?
‘Historische studies laten die trend wel zien. Vroeger moesten kinderen gewoon in het levenspatroon van de ouders passen. Nu besteden ouders veel meer aandacht aan het geluk van hun individuele kinderen. Ik vind dat een fantastische ontwikkeling.
Dat je als kind voor een belangrijk deel zelf kunt meebepalen hoe je je leven inricht, wat je wilt worden, wat je identiteit is. Maar die individualiteit heeft ook een grens. Ik denk dat we de maatschappelijke ambitie van opvoeding vergeten zijn. Dat we kinderen niet alleen gelukkig moeten willen maken, maar ook competente burgers.’
Doen we dat niet óók? Elke ouder is toch bezig met ‘samen spelen, samen delen’?
‘Gelijkwaardig samenleven is niet voor iedereen normaal. Op de vraag: “Bent u voor of tegen democratie?” zegt 95 procent van de Nederlanders “vóór”. Maar toen we voor ons onderzoek Vormen van democratie verder groeven, bleek dat heel anders te liggen.
Een flinke groep mensen aan de onderkant van de opleidingsladder ziet niks in democratie; politici zijn volgens hen allemaal zakkenvullers. Aan de andere kant van de opleidingsladder staat net zo’n groep, die zegt: “Waarom moet iedereen meepraten? Je zou Nederland moeten runnen als een bedrijf – met míj als CEO.”
Bij elkaar valt 25 tot 30 procent van de Nederlanders in een van deze twee categorieën. Je mag een democratie of humane samenleving dus niet als iets vanzelfsprekends veronderstellen. Daarom is het belangrijk dat ouders en scholen aandacht besteden aan burgerschap.’
Ondertussen gaat het in het onderwijs nog steeds vooral over de Citotoetsen, lijkt het.
‘Daarin zie je al een miskenning van het belang van opvoeding en onderwijs voor de toekomst van onze samenleving. Scholen zijn onze publieke opvoedingsomgeving. Daar komen kinderen voor het eerst in aanraking met kinderen die anders zijn dan zij. Het is een broedplaats voor ons sociale verkeer.
Ik beweer niet dat ze daar niets mee doen, maar leren omgaan met verschillen is op de meeste scholen nog steeds geen structureel onderdeel van het onderwijsprogramma. Alleen als er een terroristische aanslag is geweest of een kind zelfmoord heeft gepleegd, denken we weer even na over de vraag of “goed omgaan met elkaar” geen wezenlijk deel van het onderwijs moet zijn.
Toch ben ik optimistisch. Ik kom bijna alleen maar bevlogen onderwijzers en hulpverleners tegen die zien hoe belangrijk het voor kinderen is dat ze met diversiteit leren omgaan, en dat Citoscores enorm overdreven worden. Die mensen gaan toch wel door, ook als de politiek weer een andere afslag neemt.’
Micha de Winter (1951) is hoogleraar educatie, pedagogiek en orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Zijn leeropdracht is de studie van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken.
Naast zijn onderzoekswerk adviseert De Winter het ministerie van Volksgezondheid over jeugd- en gezinsbeleid en opvoedingsvraagstukken. De Winter was van 2001 tot en met 2012 kroonlid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, die regering en parlement adviseert over sociale verhoudingen in Nederland.
Hij is in 2015 voorzitter geworden van een commissie die onderzoek doet naar geweld in de jeugdzorg in de afgelopen zeventig jaar.