Ze is een vrouw om wie je niet heen kunt in de psychiatrie. Bij het Trimbos-instituut zette ze de afgelopen decennia een heel nieuw onderzoeksterrein op de kaart: naar de vraag hoe je de ervaringsdeskundigheid van psychiatrische patiënten kunt aanboren en inzetten voor een betere zorg. Als het goed is, voltooit ze dit jaar nog haar proefschrift, waarna de invloedrijke psychiater Jim van Os haar als hoogleraar naar Maastricht wil halen. Kortom: Wilma Boevink is een wetenschapper van formaat.
Maar Boevink heeft óók een kwetsbare kant. Als jongvolwassene had ze psychoses en verbleef ze drie jaar in een psychiatrische inrichting. In het decennium daarop studeerde ze af, ging ze werken en kreeg ze een vaste relatie; haar psychiatrische verleden leek afgesloten. Maar een paar jaar nadat ze moeder was geworden, keerden de psychotische episoden terug. Tussen 2009 en 2013 had ze maar liefst veertien kortdurende crisisopnamen nodig.
Die ervaringen, plus haar openheid daarover, blijken haar motor. Ze weet als geen ander psychiatrische patiënten ervan te overtuigen dat ze méér zijn dan hun stoornis alleen, en dat het prima mogelijk is om te herstellen – ‘wat iets anders is dan genezen!’ – en een betekenisvol leven op te bouwen. Ook voor