Nee, natuurlijk kon hij nergens heen. Hij zat niet voor niets vast. Toen zijn vriendin op een dag aankondigde dat ze bij he, wegging, stak hij haar in een verstomde waas van bier en kalmeringspillen in haar hals. Verschrikt belde hij 112, maar toen de ambulance kwam, was ze al dood. Aan ons de taak uit te zoeken hoe toerekeningsvatbaar hij was.
Inge Schilperoord: ‘Ben ik wel zo anders dan de mensen die ik behandel in de gevangenis?’
Waarom gaat de een het foute pad op en de ander niet? Deze vraag fascineert forensisch psycholoog In...
Lees verderEn nu verscheen ik onverwachts aan zijn celdeur. Meestal schalde zijn hiphopmuziek al van ver over de afdeling. Nu klonk er alleen televisiegemurmel. In kleermakerszit op zijn bed trof ik hem aan, zijn grote lichaam de ruimte vullend. Zodra hij mij opmerkte, klikte hij beschaamd het beeld weg en sprong op. Ik zag nog net hoe Janny van der Heijden haar vork in een pastelkleurige taart prikte, een sprookjeskasteel van suiker.
‘Had je niet even kunnen zeggen dat je kwam?’ beet hij me onderweg naar de spreekkamer toe. Hij ritste zijn trainingsjasje dicht tot aan zijn kin. Zijn ongemak was voelbaar.
In de spreekkamer benoemde ik de spanning.
‘Ik ben er gewoon klaar mee,’ brieste hij. Kwaad keek hij naar het tafelblad, zette zijn baseballpet af en weer op, en blies hoorbaar lucht uit door zijn neus. ‘Jullie bepalen álles voor mij,’ riep hij. ‘Hoe laat ik eet, douche, slaap, opsta, mijn moeder bel. Tsss. Het valt nog mee dat je niet zegt hoe laat ik mag…‘
‘Naar de wc mag gaan?’
Hij grinnikte. ‘Ik wilde een ander woord gebruiken. Maar inderdaad.’
Door zijn woede heen zag ik zijn wanhoop. Zijn zoeken naar houvast. De gevangenis, zo bespraken we, berooft je van alle versies die je normaal bent. Werknemer, vriend, zoon, stamgast, hondentrainer – opeens ben je niemand meer. Alleen een gedetineerde, die zich moet schikken naar een opgelegd regime.
Die angstige radeloosheid herkende ik, dat je in een situatie leeft waarin alles wat vertrouwd is plotseling wegvalt. Dat je zelf wegvalt. Zoals de wanhopige maanden die ik beleefde na een relatiebreuk en gedwongen verhuizing. Alles zo onwennig, machteloos. Om toch wat controle te ervaren, creëerde ik allerlei kleine, stompzinnige gewoontes, zoals mijn ochtendritueel van Koffietijd met cappuccino uit een pakje. Dat verzachtte elke dag eventjes de pijn.
Ik zag weer voor me hoe hij voor de televisie had gezeten. Als een kind, ingesponnen in een cocon van schijnveiligheid. Even buiten alle tijd. Zijn anker in een plotseling vreemd bestaan.
Na een uur bracht ik hem terug naar de afdeling.
‘Voor morgen toch maar een tijd afspreken?’ vroeg ik toen we voor zijn cel stonden. Hij knikte. ‘Half een?’ ‘Is goed,’ zei ik. Net na de herhaling van Heel Holland bakt.