Daar staat hij, mijn gloednieuwe rugzak. Ernaast een paar stevige schoenen. Op de tafel mijn paspoort en het ticket voor de lange vlucht naar Bangkok. Enkele reis.
Omgaan met verlies
In dit e-book leer je :
- Je open te stellen voor wat het verlies met je doet
- Hoe je een overleden dierbare een nieuwe plek geeft in je leven
- Hoe je je rouwgevoelens de ruimte kunt geven die ze vragen
Over een paar dagen vertrek ik. Met achterlating van zo’n beetje alles. Mijn familie, mijn vrienden, hun gezellige chaos. Maar ook een pijnlijke puinhoop, vol frustratie en eenzaamheid.
De afgelopen maanden nam ik definitief afscheid van mijn huis en mijn bezittingen. En van mijn vriend. De eerste twee waren een bewuste keus, het afscheid van mijn vriend was een speling van het lot. Een tragisch ongeval.
Onverstaanbaar
Zaterdag 26 mei 2012. In mijn donkerblauwe zomerjurk fiets ik door een zonnig Amsterdam. Vlinders in mijn buik, zoals je die alleen in de lente hebt. Aan mijn stuur een rij tassen, resultaat van een dag shoppen met mijn beste vriendin.
Ik heb net mijn vriend gebeld om te vragen waar hij uithangt – hij is een dag varen en surfen op het IJ, misschien kan ik nog even mee. Hij neemt niet op. Naar huis dan maar. Mijn trappers bewegen als vanzelf terwijl ik alvast nadenk over ons avondeten. Een vegetarische variant op het aspergerecept van mijn oma.
De dag ervoor was ik op pad met mijn vriend en hebben we een fortuin aan die asperges besteed. We kletsten met de boer en vertelden hem enthousiast over onze toekomstplannen voor een zelfvoorzienende boerderij. Daarna zaten we tot laat in de middag in de brandende zon op een terras. Het was zo’n dag van intens geluk en onbezorgdheid. Onze laatste uren samen, zal blijken.
Want als ik die zaterdag tegen zessen thuiskom, licht het schermpje van mijn telefoon op. Mijn schoonmoeder. Haar stem is onverstaanbaar, doordat er onophoudelijk een politiesirene doorheen loeit. Het duurt even voor ik me realiseer dat de politiewagen haar niet passeert maar dat ze erin zit.
Ondanks de acute kortsluiting in mijn hersenen weet ze me twee dingen duidelijk te maken. Eén: mijn vriend heeft tijdens het surfen een ernstig ongeluk gehad. Twee: net als mijn schoonouders moet ik nú naar het Amsterdam Medisch Centrum komen.
In de taxi ervaar ik tegelijkertijd absolute kalmte en blinde paniek. Het zweet gutst over mijn rug, terwijl ik van top tot teen bedekt ben met kippenvel. Mijn chauffeur herhaalt constant de enige geruststellende woorden uit zijn Nederlandse vocabulaire: Sterk zijn, niet huilen. Sterk zijn, niet huilen.
Een eeuwigheid later loodst een jong uitziende agent me naar de intensive care. Daar ligt mijn vriend. In een epileptische aanval van zijn surfplank gevallen, door de enkelband ondersteboven aan de plank blijven hangen en pas na een tijdje door andere watersporters ontdekt. Gereanimeerd en nu in coma. Mijn grote, sterke man, onherkenbaar opgezwollen en zo kwetsbaar als een baby. Niet eens in staat om zelf te ademen.
Kantinekoffie
Ik krijg die avond mijn eigen bed op een verlaten afdeling van de intensive care. Een antidoorligbed dat me ieder kwartier in een andere houding dwingt. Starend naar de plafondplaten vraag ik me af hoeveel mensen er stierven in deze kamer en in dit bed.
In het holst van de nacht schrik ik wakker. Op mijn blote voeten ren ik door de lege gangen van het ziekenhuis. Hij ligt er nog en hij leeft. Een beetje dan. De uren die volgen strijk ik met mijn hand door zijn krullen en rust mijn hoofd op zijn borst. Met gesloten ogen lijkt het zelfs even alsof we gewoon thuis in bed liggen.
De dagen daarop drink ik kantinekoffie met onze familie, eet ik het door mijn oma bereide vegetarische aspergegerecht uit een plastic bakje en laat ik me om de vijf minuten omhelzen door vrienden.
De doktoren ontnemen ons iedere dag iets meer hoop. Steeds als de medicatie verminderd wordt, keren de epileptische aanvallen terug. Na vier dagen komt het oordeel: klinisch dood. Behandeling heeft geen zin meer.
Diezelfde avond lokaliseer ik zijn dierbaarste vrienden. Mijn schoonouders ontfermen zich over de familie. We nemen afscheid en we halen herinneringen op. We huilen, maar lachen nog meer. Tot dat ene moment. Ik pak zijn hand. Handen die me vasthielden en liefkoosden, handen waar hij me op droeg. Ik zoen hem vaarwel. Diezelfde nacht overlijdt hij, 31 jaar oud.
Nooit in de volle grond
Ik hoor mezelf praten over de rucola in onze tuin. Over wat ik daar allemaal mee kan bereiden, dankzij zijn groene vingers. Ik tip mijn publiek om rucola nooit in de volle grond te zetten – het verspreidt zich als onkruid.
Soms durf ik op te kijken van mijn aantekeningen. Tegenover me vierhonderd starende gezichten. Links van me de liefde van mijn leven in een door zijn vrienden gemaakte kist van houten pallets. Ik sta te spreken op zijn crematie en heb het over rucola. Wat een nachtmerrie.
Onvermijdelijk volgt de eerste ochtend waarop ik alleen wakker word in mijn eigen bed. Even weet ik mezelf ervan te overtuigen dat hij naast me ligt. Vol verwachting open ik mijn ogen. Maar de plek naast me is leeg en koud.
Ik begraaf mijn hoofd in zijn T-shirt. Een willekeurig zwart shirt, dat een paar dagen eerder nog onaangeroerd naast ons bed lag te wachten tot ik het zuchtend in de wasmand zou gooien. Mijn brein lijkt verpakt in een wattendeken. Verdoofd in een kleurloze wereld.
Wekenlang schrik ik iedere ochtend wakker. Rechtop in bed met wijd opengesperde ogen en onregelmatige ademhaling. Hoewel ik zelden hele dagen alleen thuis ben, leef ik van huilbui naar huilbui.
Dan komt de dag dat ik het zat ben. Ik wil verder. Vol goede moed rijd ik naar onze favoriete biologische supermarkt, besteed mijn geld aan ingrediënten voor een lekkere pasta en sloof me de hele middag uit in de keuken. De ruimte gevuld met vertrouwde blues- en jazzmuziek. Als vanouds steek ik kaarsen en wierook aan, trek ik een fles wijn open en dek ik de tafel. Ik geniet.
Als ik plaatsneem, volgt de klap. Ik heb ook voor hem gedekt. Met trillende handen verwijder ik zijn bord en bestek weer. Vijf minuten houd ik het vol om het gat aan de overkant van de tafel te negeren. Dan verdwijnt de perfecte pasta met bord en al in de vuilnisbak. De rest van de avond zit ik met de fles wijn en sigaretten op de bank.
Vind een betrouwbare coach via Coachfinder
Coaching is een belangrijke stap in zelfontwikkeling. Maar de juiste coach vinden blijkt nog niet zo eenvoudig. Coachfinder helpt je in je zoektocht naar een coach die bij je past.
Vind je ideale coachBeetje bij beetje word ik minder gebeld en bezocht. Logisch, mijn vrienden en familie pakken hun normale leven weer op. Dat van mij blijft kapot. Ik vlucht in een overvolle agenda. Soms heb ik wel drie afspraken op een dag. Belt er iemand af, dan krijg ik een paniekaanval.
Doordeweeks werk ik keihard aan mijn afstudeerscriptie en train ik fanatiek met een nieuwe klimpartner in de klimhal. In de weekends zwerf ik van feest naar feest, van slaapbank naar slaapbank en vlucht ik in verdovende middelen. Het is een recreatief uitzetten van mijn brein. Oppervlakkig ja – maar soms is dat een enorme opluchting. Voor onbekenden ben ik de gelukkigste en sociaalste mens op aarde.
Met z’n allen in een boom
Dit nieuwe leven houd ik een paar maanden vol. Dan ben ik zo gesloopt dat ik letterlijk instort tijdens een middag winkelen met mijn moeder. Mijn grootste probleem is dat niemand me kan vertellen hoe ik moet rouwen.
Dat ik niet weet hoe het morgen met me zal gaan en dat ik dood wil. Volgens de huisarts is dat laatste niet vreemd. Suïcidale gedachten horen bij het rouwproces. Hij geeft me een doorverwijzing naar een psychologe.
Zij wordt in de maanden erop mijn nieuwe steun en toeverlaat. Ze leert me dat het een onderdeel van mijn nieuwe leven is en er mag zijn. Niet dat ik mezelf tot dan toe mijn verdriet heb verweten, maar ik ontvluchtte het wel. Nu begin ik me te realiseren dat ik me ervoor moet openstellen. Van vluchten of vechten zal het hele proces alleen maar langer gaan duren.
Maar de psychologe doet meer. Ze helpt me iets te begrijpen wat ik tot dan toe nooit heb kunnen plaatsen. De oorzaak van mijn enorme angst om geliefden te verliezen. Die heeft ook een stempel gedrukt op mijn relatie.
Mijn vriend kon al die jaren niet de deur uitgaan zonder dat ik hem vroeg om voorzichtig te zijn. Ik heb mijn leven lang een onprettig gevoel gehad bij water, terwijl hij een gepassioneerd surfer was. Als hij weg was, belde ik altijd wel een keer om te horen dat alles goed ging.
Waar dat beklemmende gedrag vandaan kwam, ontdek ik pas nu op de bank van de psychologe. Ze vraagt me te vertellen over mijn leven en onze relatie, en uiteindelijk komt ter sprake hoe ik als kind een overstroming meemaakte in Spanje. Hoe ik met ons hele gezin, inclusief opa en oma, midden in de nacht urenlang in een boom heb gehangen.
Ineens valt een aantal puzzelstukjes op hun plaats. De dood van mijn vriend heeft angsten die ik al jaren had bevestigd. Hoe kan ik ooit nog zorgeloos door het leven gaan, nu ik weet dat zulke ‘onrealistische’ dingen me echt kunnen overkomen?
In de gesprekken die hierop volgen behandelt de psychologe me met EMDR, Eye Movement Desensitization and Reprocessing. Een therapievorm voor mensen die last blijven houden van traumatische ervaringen. In mijn geval, zegt de psychologe, lijken er maar liefst vijf trauma’s te zijn die me verhinderen met mijn werkelijke verdriet om te gaan.
Vier liep ik op rondom het overlijden van mijn vriend, met als heftigste het moment dat ik hem zag liggen in het ziekenhuis. Het moment dat ik bevestigd werd in mijn grootste angst. Nummer vijf is mijn oudste trauma, de Spaanse overstromingsnacht. De bron van dat ‘zie je wel, het is zover, ik wist het’.
Lege dozen
De EMDR-sessies helpen, maar makkelijk zijn ze niet. Bewust traumatische herinneringen naar boven halen vergt doorzettingsvermogen. Steevast loop ik haar praktijk binnen met een stoeptegel in mijn maag.
Toch gaat het langzaam steeds iets beter. Traumatische gebeurtenissen worden ‘gewone’ herinneringen, waardoor ze niet constant op de voorgrond aanwezig zijn. Daardoor ontstaat er ruimte om echt te rouwen. Het zijn mijn eerste stappen in de richting van een nieuwe opwaartse spiraal.
Naarmate mijn therapie vordert, wordt het me duidelijk dat het onmogelijk is om ons gezamenlijke leven te continueren in mijn eentje. Ik voel me een gevangene binnen de muren van ons huis nu er geen ‘ons’ meer is.
Bovendien ben ik inmiddels klaar met mijn studie – de reden waarom ik ooit naar Amsterdam trok. Tijd om opnieuw te beginnen, in een stad waar niet alles pijnlijk herinnert aan een heel gelukkig leven.
Samen met een vriend vind ik een antikraakpand in Rotterdam waar ik kantoor en hij atelier kan houden. Vol frisse moed draag ik een stapel lege dozen naar de huiskamer. Daar blijven ze nog weken onaangeroerd liggen.
Pas een week voor mijn verhuizing voel ik me sterk genoeg om de eerste boekenplank leeg te maken. Mijn boekenplank. Daarna vul ik een doos met zijn spullen. Wat doe ik weg en wat wil ik houden? Zijn kunstboeken, die sokken met gaten, zijn gitaar en dat biertje voor die speciale gelegenheid?
Uren later en vele lege verhuisdozen verder besluit ik om het weggooien en weggeven te beperken tot meer praktische zaken. Zijn administratie, het tweede wasrek, zijn fiets, zijn auto, zijn bureau. Met een overvolle verhuiswagen arriveer ik bij mijn nieuwe woning. Klaar voor een nieuwe start.
Contact is verboden
Maar zo werkt het toch niet. Ik woon nu in een nieuw huis en een nieuwe stad, maar tussen onze oude spullen. Spullen waaraan ik gehecht ben, maar die me tegelijkertijd verdriet bezorgen. Ik leef in een wereld waarin ik niet meer hoor. Onze wereld. Het klopt niet zonder hem.
Kennelijk heb ik meer nodig om mijn verlies te verwerken. Nu dat verwerkingsproces eenmaal begonnen is, speelt mijn oude ongeduld op. Het moet sneller.
Ik besluit een vipassana-cursus te volgen in een Belgisch meditatiecentrum. Daar zal ik tien dagen achtereen tien uur per dag in volledige stilte mediteren. Compleet anoniem, in een centrum waar niemand me vragen stelt – contact met andere mensen is er verboden. Ik zal er voor het eerst in tijden weer eens helemaal op mezelf aangewezen zijn. Het jaagt me angst aan, maar het lijkt me ergens ook bevrijdend.
Smeltgaatjes
De eerste drie dagen geniet ik er van de rust. Mijn lichaam is er dankbaar voor. Het weekend ervoor stond ik nog 48 uur te dansen in een gekraakte loods, omgeven door vreemde gezichten met grote pupillen. Nu lukt het me voor het eerst in tijden om te ontspannen.
Ondanks de aanhoudende sneeuw wandel ik elk vrij moment tussen de bomen op het aangrenzende terrein. De frisse lucht helpt me om mijn gedachten te ordenen en de striemende kou voelt als een vreemd soort begrip. Troost. Een aanvulling op mijn schrijnende verdriet.
Maar op dag vier word ik nerveus. Onrustige benen. Weglopen is geen optie binnen de muren van het meditatiecentrum. Dus denk ik aan de woorden van mijn psychologe en maak ik plek vrij voor mijn verdriet.
De dag daarna ervaar ik misère in haar puurste vorm. Duizelig en met bonzende slapen verlaat ik de groepsmeditatie. Hoopvol kijk ik achterom. Er volgt niemand. Geen geruststellende woorden, geen troostende arm om mijn schouders. Mijn tranen maken kleine smeltgaatjes in de smetteloze sneeuw.
Ik kniel onder de troostende takken van mijn favoriete boom en huil harder dan ik ooit heb gedaan. Om het leven van mijn vriend. Maar ook om dat van mezelf. Ik realiseer me dat ik het mezelf niet meer gun om gelukkig te zijn.
De dvd’s die het meditatiecentrum ’s avonds voor ons opzet, geven me een idee waar ik de oplossing moet zoeken. Spiritueel leider Satya Narayan Goenka vertelt ons vanaf een scherm dat het ervaren van intens geluk of groot verdriet nooit afhankelijk is van externe factoren. Het gaat om je eigen verwachtingen.
Zou het echt zo zitten? Heeft mijn verdriet inderdaad weinig te maken met het verlies van mijn vriend, maar alles met de andere verwachting die ik had over ons samenzijn en de teleurstelling die volgde na zijn dood?
Het zet me aan het denken. Voor het eerst in maanden ervaar ik een serene rust. Vreedzaam onderga ik alle positieve en negatieve emoties die boven komen. Ik sluit vrede met mezelf, en probeer vrede te sluiten met mijn situatie.
Twee vooruit, één terug
De winter verstrijkt en ik doe mijn best van het leven te genieten in mijn nieuwe omgeving. Ik ga op pad met vrienden en ontdek Rotterdam.
Ik maak plannen voor de zomer, start mijn eigen bedrijf, zoen met een andere man en durf zelfs wat spullen van mijn vriend weg te doen. En hoewel iedere twee stappen vooruit een stap terug betekenen, volgen de periodes dat het goed met me gaat elkaar steeds sneller op.
Toch blijft er iets knagen. Verdriet, maar ook ontevredenheid. Mijn huidige leven past niet meer. Ik leef nog steeds het leven dat ik samen met mijn vriend had, maar dan alleen. Een half huisje zonder boompje en beestje.
Een oud verlangen komt boven. Al sinds mijn vroege jeugd droom ik van een langdurig verblijf in het buitenland. Ik heb overwogen te gaan als au pair, stagiaire, uitwisselingsstudent. Steeds kwam het er niet van, maar alle mogelijkheden passeerden de revue. Behalve één: als nomade. Die optie gaat het worden, besluit ik. Een enkele reis naar Azië. Ik vertrek uit mijn leven hier.
Wat dat precies betekent, realiseer ik me pas als ik mijn verhuisdozen weer tevoorschijn haal. Er kan maar heel weinig in de opslag. Het meeste wíl ik ook niet houden. Maar weggooien? Ik plaats een oproep op Facebook. Alles moet weg, kom vooral halen wat je kunt gebruiken. Zo gaan beetje bij beetje al mijn meubels, apparatuur en planten naar vrienden.
Blijft over de koffer met zijn meest gedragen kleding. Daar ontbreekt het wegdoegemak. Maar de gedachte dat ik op mijn tachtigste nog rondloop met de broeken en shirts van mijn overleden vriend, helpt me de knoop door te hakken.
Al tijdens het openen van de rits ruik ik zijn geur. Boven op ligt het gedragen zwarte T-shirt dat ik tijdens mijn verhuizing zo zorgvuldig opborg. Met een brok in mijn keel leg ik het naast mijn hoofdkussen.
De overige kleren stop ik in een zak voor zijn ouders; ik zal ze later langsbrengen, samen met zijn geliefde kunstboeken. Het biertje drink ik op, terwijl ik de sokken met gaten van een afstand in de prullenbak gooi. Zijn veelvuldig gebruikte gitaar? Die mag in de opslag bij mijn ouders.
Weg
En nu is het dus bijna zover. Ik vertrek, zonder duidelijk reisdoel, met nauwelijks enige bagage. Afstand doen van bijna al mijn materiële bezit is een bevrijding gebleken.
Ik besef nu pas voluit dat mijn herinneringen aan ‘ons’ niet verbonden zijn aan spullen. Ruim anderhalf jaar na zijn overlijden durf ik oprecht te zeggen dat het redelijk goed met me gaat.
Uiteraard lukt het me lang niet altijd om gelukkig te zijn. Iedere stap richting geluk betekent immers een stap weg van mijn oude leven. Ons leven. De moed om na te denken over een toekomst zonder hem vergt veel tijd en inspanning.
Ik heb dan ook niet de illusie dat een enkele reis naar de andere kant van de wereld garant staat voor een nieuw ultiem geluk. Maar het lijkt me een goed begin. Slapeloze nachten heb ik er in ieder geval niet van gehad. Want wie helemaal niets bezit, heeft ook helemaal niets te verliezen.
Hoe gaat het nu met Danja?
‘Ik schreef dit artikel terwijl ik nog opgeslokt was door diepe, allesoverweldigende rouw. Nu, bijna 9 jaar later, voelt mijn verdriet anders. Het evolueerde van gapende wond naar een stevig gesloten litteken. Mijn grijze mist trok langzaam op, er kwam weer ruimte voor liefde, ik trouwde, werd mama.
Het duurde wel even voordat het beter ging. Na vijf lange jaren leven voor ons beiden, belandde ik in een burn-out. Ik kon letterlijk geen stap meer verzetten. In de stilte die toen ontstond viel het kwartje. Al die jaren wachtte ik tot ik weer ‘beter’ zou zijn. Tot ik de vrouw weer was die ik was bij mijn vriend.
Eindelijk zag ik in dat dit nooit meer zou gebeuren. Ik heb toen bewust afscheid genomen van mezelf, van wie ik was bij hem. Die vrouw bestaat niet meer, want wij bestaan niet meer. Pas toen ik dat losliet, lukte het me eindelijk om écht te helen.’
Oktober, 2020