Wat weten we van muziek? Verdomd weinig, besefte Henkjan Honing in de jaren tachtig, toen hij nog muzikant was. Met een vriend wilde hij een computer zo programmeren dat die zodanig feedback kon geven aan twee drummers dat ze precies hetzelfde ritme zouden gaan spelen zonder dat ze elkaar konden horen. Dat lijkt simpel, maar het kostte hem twee jaar om zo’n programma te schrijven. ‘Dat was nogal schokkend,’ zegt hij nu, ‘om te merken dat er niets bekend was over vragen als hoe je hoort wat de eerste tel van een maat is. Of wat tempo is. En hoe je dat uitlegt aan een computer. Op een naïeve manier ontdekten we dat we eigenlijk helemaal niets snapten van onze waarneming van muziek.’
Op een workshop over ritmewaarneming hoorde hij vervolgens van het bestaan van het vak muziekcognitie. Er waren nog maar een paar onderzoekers, echte pioniers. Dít is wat ik wil, wist Honing, en hij werd wetenschapper.
Inmiddels krijgt muziekcognitie steeds meer erkenning. Het aantal studenten dat zich inschrijft voor Honings colleges is verdubbeld, er komen steeds meer onderzoekers en de afgelopen vijf jaar buitelden de nieuwe inzichten over elkaar.
Zelf deed u onlangs ook een mooie ontdekking.
‘Ja, dat baby’s worden geboren met maatgevoel. We lieten baby’s van twee en drie dagen oud een rockritme horen via een koptelefoon. Soms werd één drumslag weggelaten. Op zo’n moment gaven de hersentjes een soort “hee?”-signaal af, waaruit blijkt dat ze een drumslag hadden verwacht. Pasgeboren baby’s kunnen dus al regelmaat horen in muziek, en merken het als die regelmaat wordt geschonden.’
Wat probeert u precies te begrijpen?
‘Het vak muziekcognitie is breder, maar ik wil vooral iets snappen van het luisteren. Wat maakt dat iets snel of langzaam klinkt? Wat maakt dat ene ritme zo spannend? Wat maakt iets mooi? Iedere keer weer blijkt dat dat niet zozeer te maken heeft met de muziek zelf, als wel met wat je er als luisteraar op projecteert. Je verwachtingen, je aandacht en je geheugen maken bijvoorbeeld dat een ritme spannend wordt.
Onderzoek in die richting kan soms heel structureel zijn, bijvoorbeeld wat een “luide rust” nu een luide rust maakt: je verwacht dat ergens een noot komt, maar die komt niet. Veel muzieksoorten hebben dat; salsa, allerlei Zuid-Amerikaanse muziek. Die spelen met je verwachtingen, en schenden ze keer op keer. Dat komt door ons maatgevoel: als je een ritme hoort, stellen je hersenen zich automatisch op die regelmaat in. Wordt die verwachting niet bevestigd, dan klinkt dat moment als “heel hard niks”, en dat maakt een ritme spannend.’
En wat maakt iets mooi?
‘Dat vind ik moeilijker. De onderzoeker Sloboda is daar wel mee bezig geweest, die heeft proefpersonen gevraagd bij welke klanken de tranen in hun ogen schoten en de rillingen over hun rug gingen. Het blijkt dat mensen dat moment heel goed kunnen aanwijzen. Dáár, die snik in de stem, en dan boem, boem. Of: die éne akkoordwisseling. Dat geeft aan dat onze emotionele reactie is gerelateerd aan de structuur van de muziek. Dat willen we nu verder gaan onderzoeken.’
U houdt zich de laatste tijd ook veel bezig met het evolutionaire nut van muziek.
‘Inderdaad. Waarom hebben we muziek als we al taal hebben? En waarom hebben chimpansees en vogels geen muziek?
Je kunt vogelgezang muziek noemen, dat hangt af van je definitie. Maar als je het definieert in termen van muzikaliteit en kunnen luisteren, dan hebben vogels geen muziek. Ze hebben geen maatgevoel, en ze zijn weinig flexibel in hun gefluit.
Om erachter te komen waarom wij mensen muziek hebben, onderzoek ik de fundamentele cognitieve vaardigheden die muziek mogelijk maken: wat mensen wel hebben en dieren niet. Niet om ons bijzonder te maken, maar om te begrijpen waarom muziek zich juist bij de mens heeft ontwikkeld.
Maatgevoel is volgens mij zo’n fundamentele eigenschap. Uit ons onderzoek bleek dat pasgeboren baby’s al maatgevoel hebben, dus dat is aangeboren. Maatgevoel maakt het mogelijk dat je samen muziek kunt maken, samen kunt dansen, samen rituelen kunt uitvoeren. Als je het niet eens bent over de onderliggende puls is dat allemaal onmogelijk, dan kun je niet samen klappen en zingen.
De laatste maanden is daar nogal wat ophef over. Want als het een fundamentele vaardigheid is, zou je ook denken dat die uniek is voor mensen, aangezien wij als enige muziek hebben. Apen hebben geen muziek, dus je verwacht dat ze geen maatgevoel hebben. Dat blijkt ook tot nu toe. Je krijgt een aap wel ritmisch aan het drummen, dat kan-ie hartstikke goed, en een andere aap ook. Maar het lukt niet om ze samen te laten drummen op de maat van de muziek. Ze horen die regelmaat niet. Veel dieren vertonen ritmisch gedrag. Maar als je de beat niet hoort, kun je niet samen drummen of muziek maken.’
Maar nu is er een dier met maatgevoel gevonden, toch?
‘Ja, Snowball, een kaketoe. Op YouTube verscheen een filmpje waarop hij met zijn favoriete nummer van de Backstreet Boys in de maat danst. Als je hem snellere muziek laat horen, gaat hij sneller dansen. Hij zit maar tien procent van de tijd in het juiste ritme, dus dat is niet zo sterk, maar ik geloof wel dat hij luistert.
Volgens twee recent verschenen toptijdschriftartikelen lijkt het er echter op dat er geen andere diersoorten zijn die de beat kunnen horen. Een onderzoeksgroep van Harvard heeft bijvoorbeeld achtduizend internetfilmpjes bekeken waarop dieren op muziek bewegen. Olifanten, walrussen, noem maar op. De enige beesten die dat goed konden, bleken net als kaketoe Snowball tot de papegaaiachtigen te behoren. Met een groep biologen in Leiden gaan we nu uitzoeken of andere vogelsoorten dat ook hebben, en welk mechanisme hun maatgevoel dan mogelijk maakt.’
Maatgevoel kan dus een basisvereiste voor muziek zijn. Wat nog meer?
‘Relatief gehoor is een andere kandidaat. Veel mensen zien een absoluut gehoor als een bijzonder soort muzikaliteit. Maar dat blijkt juist heel erg gedeeld: alle dieren hebben een absoluut gehoor. Én kinderen. Ik heb vorige week een lezing gehouden voor kinderen, die laat ik dan het originele liedje van Sesamstraat horen, plus hetzelfde liedje maar dan een halve toon hoger. Tachtig procent kan aangeven welke versie het origineel was. Bij het wijsje van Klokhuis precies hetzelfde.
Volwassenen kunnen dat ook als ze iets heel vaak hebben gehoord, bijvoorbeeld tv-tunes van ER en Law and order. Het absoluut gehoor neemt af als we volwassen worden – ik geloof dat het dan nog op zestig, zeventig procent zit. Dus dat is veel wijdverspreider dan we voorheen gedacht hebben, en helemaal niet zo bijzonder.
Wat wél bijzonder is, is dat we dezelfde melodie herkennen als ze in een andere toonhoogte is gespeeld. Een chimpansee hoort dat als twee compleet verschillende melodieën. Met resusaapjes hebben ze dat ook onderzocht, die herkennen een melodie alleen als ze precies een octaaf hoger is gespeeld.
Wij mensen luisteren niet zozeer naar de absolute toonhoogten en de letterlijke noten, maar naar het verband tussen die noten. We herkennen een melodie ook als ze in een heel andere toonsoort of versie is gespeeld: “Dit is een liedje van Björk in een jazz-uitvoering, maar ik hoor wel dat het van Björk is.”
Het leuke van al die dingen vind ik dat het zo vanzelfsprekend is voor ons. Dat is een extra motivatie voor mij in het onderzoek; dat dat wat heel gewoon lijkt, heel bijzonder blijkt. Zoals meeklappen op muziek: saai! Dat vonden die kinderen ook. En wat we heel bijzonder vinden, zoals een absoluut gehoor, is juist weer heel gewoon.’
Waarom hebben we de neiging te bewegen op muziek?
‘Dat is nog een openstaande vraag. Er is wel íéts van onderzoek naar gedaan. Een Amerikaanse onderzoekster heeft bijvoorbeeld baby’s gewiegd op muziek die geen uitgesproken ritme had. Sommigen werden er in tweekwartsmaat op gewiegd, anderen in driekwartsmaat. Als ze daarna dat muziekje nog een keer hoorden, maar dan met ritmeaccenten in een andere maat dan waarin ze gewiegd waren, keken ze verbaasd. Hoe je beweegt, heeft dus invloed op hoe je de muziek hoort.’
Wat vindt u van muziek-playlists die baby’s slimmer zouden maken?
‘Ouders van Nu belde vanochtend nog, hoe dat zat met baby’s en Mozart. Het onderzoek waarop dat gebaseerd is, heeft eigenlijk veel slechts gedaan voor het vakgebied. Niet zozeer omdat het resultaat niet klopte, maar omdat de interpretatie niet klopte. Het ligt niet aan de muziek dat je kortstondig slimmer wordt, maar aan je stemming. Die wordt positiever. Je kunt dus ook slimmer worden van het luisteren naar je favoriete muziek, of desnoods van het eten van een banaan – als dat je maar vrolijker maakt. Ik vind het bovendien een heel indirecte motivatie voor het belang van muziek. “Muziek maakt je slimmer, dus daarom is het belangrijk.” Dat vind ik een flauwe.’
Waarom is muziek volgens u dan belangrijk?
‘Ik zie het zo: het eerste wat baby’s kunnen, is het herkennen van infant-directed speech. Moeder zegt “toedoedoedoe” tegen haar baby, en die baby rolt vervolgens schaterend door de kinderwagen. Dat is een taaltje zonder grammatica en betekenis, heel ritmisch en melodisch – het is dus eigenlijk muziek. Baby’s begrijpen dat, die kunnen daar de emoties uit halen, daar is onderzoek naar gedaan. De hypothese is dat daar de sterke link tussen muziek en emotie vandaan komt. Baby’s pikken die emoties ook veel eerder op dan dat ze emoties in gezichten kunnen herkennen. Dus muziek is eigenlijk het eerste wat actief is. Genoeg argument voor het belang ervan.
Henkjan Honing
Henkjan Honing (1959) was muzikant totdat hij begin jaren tachtig in de ban raakte van de eerste computer die geluid kon voortbrengen. Hij ging sonologie studeren, een combinatie van muziekwetenschap en informatica. Hij promoveerde aan de City University in Londen en deed daarna onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam en die van Nijmegen. Momenteel is hij universitair hoofddocent in de muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam, verbonden aan de leerstoelgroep muziekwetenschap en het Cognitive Science Centre Amsterdam. In november verschijnt zijn boek Iedereen is muzikaal.
In november verschijnt van Henkjan Honing het boek Iedereen is muzikaal. Wat we weten over het luisteren naar muziek, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, € 17,95