Te veel toppers in een team ondermijnen de groepsprestatie. Dat concluderen psychologen van de Vrije Universiteit Amsterdam uit analyse van kwalificatieduels voor het WK voetbal van voorgaande jaren. De hoeveelheid talent werd bepaald door na te gaan hoeveel spelers gecontracteerd waren bij bekende clubs; teamprestaties werden afgemeten aan de positie op de wereldranglijst.
Naarmate in teams meer talenten zaten, namen de teamprestaties toe. Maar bestonden teams voor meer dan de helft uit topspelers, dan daalden de prestaties. Datzelfde ‘te-veel-talent-effect’ deed zich voor bij Amerikaanse basketbalteams; maar níét bij honkbalteams, waarin spelers minder afhankelijk zijn van elkaars prestaties.
De verklaring van de onderzoekers: bij de aanwezigheid van te veel toptalent strijden spelers onderling met elkaar om hun eigen positie te verbeteren. Dat kan ten koste gaan van de groepsprestatie.
The too-much-talent effect: team interdependence determines when more talent is too much or not enough, Psychological Science, nog te verschijnen