Honderdtwintig kilo. Zoveel woog ik toen ik op mijn zwaarst was. En aangezien ik klein ben, was er op dat moment ongeveer twee keer zoveel mij als de normen voorschrijven. Mijn body mass index lag ruim boven de 40. Morbide obesitas heet dat, wat akelig klinkt, alsof je ieder moment kunt doodvallen.
Mijn flinke gewicht was het resultaat van een jaartje erop los leven. Net als het gros van mijn huisgenoten had ik me in het eerste jaar van mijn studententijd een dieet van bier, pizza en chocoladekoekjes aangemeten. Dat bleek met mijn aangeboren neiging tot molligheid geen goed idee. Terwijl vrienden wegkwamen met een minuscuul buikje, waren voor de kerstvakantie al mijn broeken te klein. Mijn buik groeide zo snel dat ik striae kreeg.
De volgende zomer, aan de rand van het zwembad – in een nieuw grotematenbadpak – besloot ik dat dit niet zo kon doorgaan. Ik moest gezonder gaan leven, anders wachtten mij enkel nog joggingbroeken, saunaslippers en scootmobielen. Mijn voornemen slaagde redelijk; ik onttrok mezelf voor een groot deel aan het kroegleven, dronk voortaan groene thee in plaats van bier en ging bij de veganistische kookclub waar de meest chique saus op het menu werd gemaakt van