Ze is een dagdromer, vertelt Karin Slaughter. Altijd al geweest; als vanzelf is ze er schrijfster door geworden.
Het klinkt wat soft, voor een vrouw die miljoenen lezers in haar greep houdt met ijzingwekkende thrillers. Ze kan de steekwonden in de buik van een vermoorde vrouw zó beschrijven dat je er nog dagenlang aan denkt – ‘De spleten in de huid stonden wijd open, als kleine natte mondjes’ – en hoe een verkrachting door iemands navel er precies uitziet, blijft bij haar evenmin onvermeld.
Door haar boeken zou je verwachten dat Karin Slaughter (40) een harde tante is, maar dat klopt niet helemaal. Ze is klein, heeft een vrolijk lichtblond kapsel en een montere uitstraling. Wel gaat haar zelfverzekerde blik af en toe gepaard met een licht sardonisch glimlachje, waardoor je toch het gevoel bekruipt dat er een donkerder wereld schuilgaat achter die opgeruimde, frisse all American woman die ze op het eerste gezicht lijkt.
‘Oké, ik zal het nog maar een keer uitleggen,’ verzucht ze aan het begin van ons gesprek. ‘Mijn boeken zijn heus niet zo wreed als ze worden afgeschilderd; er zijn veel gruwelijkere thrillerschrijvers. Ik denk dat ik die reputatie heb gekregen door mijn vrouwelijke lezers, omdat zij mijn boeken als bijzonder gruwelijk ervaren. Dat komt waarschijnlijk omdat ik als vrouw veel angstaanjagender kan schrijven over het geweld dat vrouwen wordt aangedaan: ik weet precies al die kleine details waar vrouwen totaal op flippen.’