Inzicht 1
Het mag te veel zijn
‘Ik kan veel aan. Maar ik zag nooit dat dat tegelijk ook mijn valkuil was, totdat ik tweeënhalf jaar geleden instortte. Op een avond, toen ik met mijn dochter Vlinder naar een theatervoorstelling ging, viel ik ineens flauw op de wc. De combinatie van rouw om Antonie, te hard werken en onvoldoende rust nemen was me te veel geworden. Mijn werk, kinderen, vriendschappen – ik liet altijd alles voorgaan op mezelf. Ook die dag voelde ik me overdag niet lekker, maar ik luisterde niet naar dat gevoel. Even een weekend bijslapen en dan gaat het wel weer, dacht ik – pappen en nathouden. Maar toen ik daar op de grond lag, hoopte ik dat ze me zouden komen ophalen en drie maanden naar een sanatorium zouden sturen.
De inzichten na een rouwretraite
Twee jaar lang stond ‘doorgaan’ centraal bij journalist Ditty Eimers. Durft ze de pijn om de doo...
Lees verderSindsdien ben ik beter naar mezelf gaan luisteren: wat wil ik, wat voel ik? Voordien was ik iemand die juist riep: “Voelen? Dat is niet interessant, hup, we moeten door.” Ik kwam erachter dat ik nog veel meer in een keurslijf zat dan ik dacht. Al die beelden waaraan je van jezelf moet voldoen! Ik moest een perfecte moeder zijn, omdat ik twee ouders ineen ben. Ik moest hard werken om geld te verdienen. Als de werkster kwam, ruimde ik toch eerst even op. En als er vrienden kwamen eten, was ik gestrest omdat het allemaal perfect moest zijn.
Al dat soort denkbeelden ben ik aan het loslaten, en dat voelt als een opluchting. Eindelijk, nu ik 50 ben. Hoewel ik nog steeds te veel moet, probeer ik meer tijd voor mezelf te nemen. Het kán nu ook, want Merlijn is 19 en is veel weg en nu Vlinder op de middelbare school zit, gaat zij ook meer haar eigen gang. Dus soms bestel ik iets te eten als ik geen zin heb om te koken – vroeger voelde dat als falen. Af en toe doe ik ’s middags zomaar even een uurtje yoga op mijn kamer. Of ik ga even in bed liggen. Heel tuttig en oud voel ik me dan, maar het is eigenlijk ook wel lekker. Dus het is weliswaar nog steeds een gevecht, maar ik win wel.’