Fan van tv-series als CSI en Profiler? Dan zult u smullen van Mijn leven tussen seriemoordenaars, van de Amerikaanse forensisch psychiater Helen Morrison. In dit boek vertelt ze over de uitgebreide gesprekken die ze voerde met seriemoordenaars. Neem Richard Macek, die vrouwen beet, vermoordde en op hun lijk kauwde. Of Robert Berdella, die zijn minnaars wekenlang martelde en daarna in stukjes hakte. Alhoewel de moordenaars zich in eerste instantie charmant voordeden bij Morrison, lieten ze gedurende de vermoeiende gesprekssessies uiteindelijk toch hun masker vallen.
Morrison probeert met haar gesprekken te achterhalen wat van iemand een seriemoordenaar maakt. Ze komt tot negen kenmerken, zoals het feit dat ze bovengemiddeld intelligent zijn en in elke cultuur voorkomen. Helaas zijn deze kenmerken niet bijster specifiek: mocht u vermoeden dat uw buurman een seriemoordenaar is, dan kunt u hem hiermee niet ontmaskeren. Over de ‘waarom’-vraag kan Morrison slechts speculeren. Theorieën dat seriemoordenaars in hun jeugd mishandeld zouden zijn of hersenletsel hebben, verwijst ze naar de prullenbak wegens gebrek aan bewijs. Zelf denkt ze dat een genetische afwijking mensen aanzet tot seriemoorden – maar ook daarvoor is geen bewijs.
Alhoewel het boek heel interessant is, laat het de lezer wel een beetje teleurgesteld achter: we weten nog steeds niet wat seriemoordenaars tot hun wandaden drijft.
– Helen Morrison (en Harold Goldberg), Mijn leven tussen seriemoordenaars, Standaard Uitgeverij, € 19,95