Tamara staat me op te wachten bij de voordeur van haar flat. Een sierlijke vrouw met prachtige ogen en een stralende lach. En die lach verdwijnt niet als ik haar per ongeluk mijn rechterhand toesteek – de hare is verlamd. Ze geeft me haar linkerhand, draait haar rollator met een geroutineerd gebaar een halve slag en gaat me voor naar de woonkamer. Bij het keukenblok draait ze zich weer naar me toe. Langzaam, woord voor woord: ‘Wil je thee? Wat voor thee?’
Op de bank zit huisvriendin Ruth Willems al klaar om te assisteren bij het interview. Samen kijken we toe hoe Tamara water kookt en theezakjes pakt. ‘Vorig jaar had ík dat nog gedaan,’ zegt Ruth. ‘Maar Tamara doet steeds meer zelf. Het gaat ook steeds beter.’
Inderdaad, zegt Tamara, als ze de thee op het dienblad van de rollator naar de zithoek heeft gerold en zich voorzichtig heeft laten zakken in de hoge fauteuil die daar speciaal voor haar staat. ‘Ik kan steeds meer.’ En met een blik op de iPad die in een zwenkhouder naast haar stoel zweeft: ‘Hiermee bestel ik boodschappen. En ik verstuur er mails mee. Eerst moest mijn moeder me daar nog bij helpen.’
Sinds