Dagboeken, fotoalbums, medische papieren, agenda’s, notitieblokken en post-it plakkertjes met aantekeningen; Bea Jacobs heeft zich goed voorbereid op dit interview. Op de keukentafel ligt haar geheugen. Acht jaar geleden, op haar vijfendertigste, verloor ze in één klap vijftien jaar aan herinneringen. Wat er op die zonnige januaridag in 1999 gebeurde, weet ze alleen van horen zeggen.
Ze spreekt enigszins vlak en monotoon. ‘Ik kwam terug van mijn werk, mijn jongste dochtertje van vier ging met mij naar het hertenkamp om de beestjes eten te geven. Zij zat op haar fietsje en ik liep ernaast. Er reed een vrouw in een auto de weg op. De zon stond laag, ze zag mij niet en kedèng, daar ging ik dan. Ze reed niet hard, maar ik kwam op de motorkap terecht en mijn hoofd knalde vol tegen de voorruit. Ik was meteen knock-out.’
Bea lag bijna een maand in coma. Toen ze bij bewustzijn kwam, verstond ze de neuroloog niet. ‘Ik sprak alleen nog plat Limburgs, net als in mijn jeugd.’ Ze pakt het fotoalbum dat is gemaakt van haar tijd in het ziekenhuis. Foto’s van Bea in het ziekenhuisbed worden afgewisseld met kindertekeningen die haar dochtertjes van toen vier