‘Later op het bureau heb ik bij mijn collega’s uitgehuild’
Will Gieling (46) is hoofdagent van politie.
‘Het klinkt raar, maar ik ben blij als ik slecht nieuws moet vertellen. Dan weet ik namelijk dat het zorgvuldig gebeurt. Ik ben een rustig en vriendelijk mens en kan nabestaanden bijstaan in hun verdriet.
Eerst informeer ik bij collega’s: “Wat hebben jullie gezien of gehoord, hoe is het slachtoffer gevonden, door wie?” Daar ben ik perfectionistisch in. Tijdens een van mijn eerste slechtnieuwsgesprekken moest ik ouders vertellen dat hun zoon zelfmoord had gepleegd. Toen merkte ik dat ik niet op alle vragen antwoord had. Dat vond ik erg onprofessioneel van mezelf. Je kunt nooit te veel informatie geven.
23 januari 2004 staat in mijn geheugen gegrift. Een vuilniswagen overrijdt een meisje van zeventien op haar fiets. Toevallig sta ik tweehonderd meter verderop, ik rijd er direct naartoe. Ik zie haar verbrijzelde hoofd, hij is letterlijk over haar heen gereden. Volgens omstanders zit haar zus op school, en haar breng ik als eerste op de hoogte. Samen rijden we naar haar ouderlijk huis. Haar moeder vertellen dat haar dochter is overreden vond ik loodzwaar. Tijdens de debriefing op het bureau later op die dag heb ik bij mijn collega’s uitgehuild.
Vijf jaar later herkende haar zus me op straat en kwam voor een praatje naar me toe – terwijl ik toch door één mededeling haar leven overhoop had gehaald. Ik zag haar sprankelende en open oogopslag, en ze vertelde me enthousiast dat het weer goed met haar ging. Toen wist ik dat ze er ondanks haar verdriet toch sterk was uitgekomen.
Ik wil mensen helpen, dus ik wil ze ook bijstaan in hun verdriet. Wie het ook is, ik maak geen onderscheid. Ooit zag ik een schietpartij tussen twee criminelen. Het gebeurde voor de ogen van de vrouw en kinderen van een van hen.
Ik twijfelde geen moment en nam ze mee naar het bureau, weg van de plek des onheils. Even later moest ik ze vertellen dat hun man en vader was overleden. Een enkele collega had kritiek op mijn handelen: het was toch een crimineel geweest? Zo’n houding begrijp ik niet. Het was een crimineel, maar ook een vader van een gezin.’