Zou ze het cadeau dat ik heb uitgezocht leuk vinden? Het is een van de vragen die door mijn hoofd schieten, nu ik op het punt sta om naar de verjaardag van een vriendin te gaan. En moet ik, is een andere vraag, voor de terugweg een paraplu meenemen, of zou ik met iemand kunnen meerijden? Bij vrijwel alles wat we beslissen, vormen we ons een idee van de toekomst: we doen voorspellingen. Kleine voorspellingen, over cadeaus en paraplu’s, en grote voorspellingen over bijvoorbeeld de gevolgen van het kiezen van een partner of het nemen van een baan.

Ook bestuurders en regeringsleiders zijn afhankelijk van voorspellingen: over zaken als het aantrekken van de economie of de kans op terroristische aanslagen. Ze leunen daarbij op deskundigen van wie ze een afgewogen oordeel verwachten. En dat, constateert de Amerikaanse hoogleraar psychologie Philip Tetlock in zijn boek Supervoorspellers, valt schrikbarend tegen. Jarenlang onderzoek naar de betrouwbaarheid van voorspellingen bracht hem tot de constatering dat deskundigen ongeveer net zo nauwkeurig zijn als een chimpansee die met pijltjes gooit.

Dat kan beter. Tetlock liet duizenden vrijwilligers gedurende lange tijd honderden voorspellingen doen over uiteenlopende onderwerpen. Uit deze groep selecteerde hij de mensen die het opvallend vaak bij het rechte eind hadden. Wat onderscheidde deze supervoorspellers van de rest? Voor een deel waren dat aangeboren eigenschappen, zoals intelligentie en nieuwsgierigheid. Maar voor een belangrijker deel waren het aan te leren vaardigheden als het opdelen van een probleem in hanteerbare onderdelen, openstaan voor de meningen van anderen en het voortdurend bijstellen van ideeën.

Aan de hand van tips laat Tetlock zien hoe we allemaal veel betere voorspellers kunnen worden. Maar wat hij ons met talloze boeiende voorbeelden vooral leert, is kritischer te luisteren naar de deskundigen die dagelijks hun voorspellingen via de media over ons uitstorten.