Als kind was ik heel bang voor de dood. Ik kon opeens overvallen worden door het besef dat het leven ooit ophield, dat mijn hart er zomaar mee zou kunnen ophouden. Deze angst achtervolgde me zowel overdag als in mijn slaap.
De gevolgen van foute ouders
Hun ouders maakten grote fouten met verschrikkelijke gevolgen. Vijf interviews over de schaduw die d...
Lees verderIk droomde vaak dat ik in een graf lag te huilen – ik wilde niet dood, ik wilde bij mijn ouders blijven. Als ik in een ziekenhuis bij iemand op bezoek ging, werd ik zo misselijk en draaierig dat ik bijna flauwviel.
Tijdens mijn studie kreeg ik last van hypochondrie. Als ik ergens iets voelde, dacht ik meteen het ergste. Mijn keukenkast leek wel een apotheek: vol met vitaminepillen, poeders en Chinese kruiden. Zo hoopte ik de dood buiten de deur te houden.
Een verklaring voor mijn angst had ik niet. Totdat ik een boek las over transgenerationele traumatisering: een fenomeen waarbij pijn en verdriet van generatie op generatie wordt doorgegeven.
Zou mijn angst mogelijk te maken kunnen hebben met mijn oma die een dochter verloor toen ze zwanger was van mijn moeder?
Oude pijn
Het is bij onverklaarbare angsten inderdaad belangrijk om je zogeheten psychologische overerving te onderzoeken, bevestigt Gil Yitshaki, traumapsycholoog bij Arkin, een ggz-instelling in Amsterdam.
‘Dat doe je door terug te kijken: wie zijn je ouders? Wat hebben zij allemaal meegemaakt? Hoe zijn ze grootgebracht? Wie zijn je grootouders? Deze vragen stel ik bij elk intakegesprek, want we zijn allemaal gevormd door het wereldbeeld van onze ouders, die weer zijn gevormd door hun ouders.
Natuurlijk zijn we geen klonen van onze (voor)ouders; vooral eigen ervaringen maken ons tot wie we zijn. Maar er sijpelen altijd overtuigingen, patronen en angsten uit het verleden door.’
Dat geldt zeker voor trauma’s. Opgroeien in armoede, gepest zijn, een gehandicapt zusje hebben naar wie alle aandacht ging, het verlies van een kind: het kan allemaal sporen achterlaten in volgende generaties.
Belangrijk daarbij is hoe groot de impact van een traumatische gebeurtenis is geweest en in hoeverre het trauma is verwerkt. Als met name dat laatste niet het geval is, dan kunnen zowel ‘kleine’ (scheiding, miskraam) als grote dingen (oorlog, mishandeling) de volgende generaties beïnvloeden.
Ouders zwijgen vaak over leed dat hun is overgekomen. Ze willen oude pijn niet oprakelen en hun kinderen niet belasten. ‘Maar kinderen merken dat toch,’ zegt Yitshaki. ‘Ik zie het vaak bij tweedegeneratie oorlogsslachtoffers. Voor veel joodse mensen was op de trein stappen en afscheid nemen zeer beladen.
Het rakelde herinneringen op aan de deportatie. Als ze een trein zagen aankomen, verstijfden ze. Hun amygdala – het emotiecentrum van het brein – sloeg alarm en de adrenaline gierde door hun lichaam. De kinderen van deze ouders pikten dat haarfijn op, maar konden de angst van hun ouders niet verklaren.’
Omdat ouders zwegen, gingen kinderen zelf verklaringen verzinnen: treinen zijn gevaarlijk, de wereld is een onveilige plek, of iets als: mama is boos op mij. Dit leidde tot allerlei problemen bij de tweede generatie, aldus Yitshaki.
Soms ontwikkelen kinderen dezelfde klachten – in dit geval angst voor treinen. Maar vaker lijden kinderen op een andere manier onder de gevolgen van het onverwerkte en onbesproken trauma.
Yitshaki: ‘De term transgenerationele traumaoverdracht betekent dus niet per se dat trauma’s altijd een-op-een worden overgedragen van ouders op kind.
De tweede generatie kan met heel andersoortige problemen kampen, zoals depressiviteit, een generieke angststoornis, en identiteits- of andere persoonlijkheidsproblemen.’
Verstoorde hechting
‘Kinderen van getraumatiseerde ouders kunnen zich minder goed hechten,’ schrijft psychoanalytica Jill Salberg in Wounds of history. Een kind zoekt constant steun, bescherming en troost bij zijn vader en moeder.
Als ouders goed op deze signalen reageren, draagt dat bij aan een veilige hechting. En daar wringt de schoen bij kinderen van beschadigde ouders. Als een moeder bijvoorbeeld nog steeds wrok koestert tegen haar vader die ervandoor ging met een andere vrouw of haar moeder die haar verwaarloosde, dan kan dat tot gevolg hebben dat ze niet genoeg oog heeft voor de behoeften van haar kind. Dat krijgt dan niet de emotionele steun die het nodig heeft.
Hoe je vroege jeugd je relaties beïnvloedt
Heb jij bindingsangst of verlatingsangst? Dan is het goed mogelijk dat je vroege jeugdervaringen je ...
Lees verderVolgens Salberg probeert elk kind verbinding te maken. Hopelijk is dat met de liefde, aandacht en structuur die de ouder geeft. Maar als een ouder dat niet te bieden heeft, zal het kind zich verbinden met de leegte en het verdriet en dat overnemen. Of zoals Salberg het poëtisch omschrijft: ‘Oude pijn wordt zo opnieuw geïnstalleerd in het onderbewuste van het kind.’
‘De kwaliteit van onze hechting is een blauwdruk,’ denkt ook Yitshaki. ‘Het bepaalt – mede met ons temperament – hoe we ons als volwassene opstellen in intieme relaties.
Als een kind merkt dat de situatie thuis nog meer ontregelt op momenten dat het getroost wil worden – omdat zijn ouders in paniek raken, boos worden, of afkeurend of onverschillig reageren –, dan bestaat de kans dat het die boodschappen gaat internaliseren tot: ik ben niet de moeite waard, ik mag anderen niet belasten.
In latere liefdesrelaties en vriendschappen durft het zich dan ook niet kwetsbaar op te stellen of grenzen aan te geven. Zo kunnen de gevolgen van een trauma doorwerken in volgende generaties.’
Radicaal anders
Niet alleen kunnen we door een trauma van onze ouder(s) onveilig gehecht raken, ook kan het onze vaardigheden om het anders aan te pakken negatief beïnvloeden.
Yitshaki: ‘Stel dat je vader altijd begon te schreeuwen als hij zijn gelijk wilde halen, dan heb je niet geleerd dat je meningsverschillen ook op een rustige manier kunt bespreken.
En als je als kind nooit bent geknuffeld omdat je ouders dat niet konden, dan is knuffelen niet opgenomen in je database van emotionele gedragingen. Je weet misschien dat het goed is voor je relatie en voor de ontwikkeling van je kinderen, maar knuffelen voelt voor jou onnatuurlijk.’
Toch is het tegenovergestelde doen meestal ook niet de juiste weg. ‘Ouders die het radicaal anders aanpakken, zijn vaak te veel bezig met hun eigen verwerking, hun eigen trauma,’ legt Yitshaki uit.
‘Doordat ze continu bedenken wat er vooral niet mag gebeuren – ik mag niet slaan, mijn kind mag niks tekortkomen – verliezen ze hun kind uit het oog. Hun eigen trauma staat te veel voorop, waardoor ze niet meer goed zien waar hun kind nou eigenlijk behoefte aan heeft.’
Overerving via genen
En er is nog een manier waarop trauma’s van generatie tot generatie kunnen worden overgedragen, namelijk via de genen. Dit wordt epigenetische overerving genoemd, vertelt Bart Rutten, hoogleraar neurowetenschappen van psychische stoornissen aan het Maastricht UMC.
‘DNA kan niet zomaar veranderen, maar uit dierenstudies weten we dat er onder invloed van stress bepaalde moleculen – de zogeheten methylgroepjes – op het DNA kunnen gaan zitten, waardoor een deel van het DNA minder goed wordt gelezen. Genen kunnen zo aan en uit worden gezet waardoor bepaalde eigenschappen wel of niet tot expressie komen.’
Tijdens de bevruchting wordt een deel van de methylgroepjes van het DNA afgewassen, zodat nakomelingen met een frisse start aan het leven kunnen beginnen. Maar dat gebeurt volgens Rutten niet bij alle genen.
‘Hoe het biochemisch precies in elkaar steekt, weten we nog niet, maar sommige genen blijven “uit” of “aan” staan.’ Op basis van wat te zien is bij diermodellen is het mogelijk dat ook mensen op deze wijze sporen van trauma’s erven. Het aangedane DNA zou iemand angstiger en stressgevoeliger kunnen maken.
Een kleinschalig onderzoek van neuropsycholoog en psychiater Rachel Yehuda wijst voorzichtig in die richting. De Amerikaanse wilde weten of het DNA van mensen die de Holocaust hadden meegemaakt en dat van hun nakomelingen er anders uitzag dan het DNA van joodse mensen die vóór de oorlog naar de Verenigde Staten waren gekomen.
Yehuda richtte zich hierbij vooral op een gen dat te maken heeft met stressregulering. En inderdaad had de groep die de Holocaust had meegemaakt een ander epigenetisch profiel in dit stress-gen.
Ook bij hun kinderen – de tweede generatie oorlogsslachtoffers – zag ze dit epigenetische profiel terugkomen. Dit zorgde ervoor dat ze angstiger waren en vatbaarder voor depressies dan de nakomelingen van de andere groep.
Volgens Rutten is het echter niet zo dat cellen complete herinneringen aan een concentratiekamp of verkrachting opslaan en doorgeven. ‘Celgeheugen is in die zin geen letterlijk geheugen, zoals soms wordt gedacht. Maar het kan je fysiologie en gedrag wél beïnvloeden en je eventueel gevoeliger maken.’
Er zijn sterke aanwijzingen dat in ieder geval sperma een rol speelt bij het doorgeven van trauma’s. Bovendien lijkt traumaovererving ook een evolutionair voordeel te hebben.
Laat familiepatronen los – maak je eigen keuzes
- Herken én doorbreek je belemmerende familiepatronen
- Ontdek hoe je je eigen pad kunt bewandelen en voel je vrijer
- Inspirerende video’s en opdrachten onder begeleiding van een contextueel therapeut
69,-
Rutten: ‘Uit muizenonderzoek blijkt dat nakomelingen van gestreste vaders zowel angstiger als veerkrachtiger waren. Ze konden zich beter aanpassen aan nieuwe omstandigheden.’
Dit onderzoek suggereert dat niet alleen gevoeligheden als gevolg van traumatisering worden doorgegeven, maar ook de tools die nodig zijn om te overleven in barre omstandigheden.
Moeder Natuur wil nakomelingen dus niet dwarszitten, maar juist voorbereiden op mogelijke gevaren. Wie opgroeit in een vijandige omgeving, kan immers maar beter op zijn hoede zijn.
Parallellen ontdekken
Dat we trauma’s zowel via psychische overdraging als via genen kunnen overerven, betekent gelukkig niet dat er niets aan te doen is.
Yitshaki: ‘Je kunt ermee aan de slag – eventueel met behulp van therapie. Zo zorg je ervoor dat je trauma’s verwerkt en bepaalde negatieve patronen kunt doorbreken.’
Hoe pak je dat aan? ‘Probeer meer te weten te komen over de levens van je ouders en grootouders,’ adviseert Yitshaki. ‘Door je familiegeschiedenis te onderzoeken, ontdek je vaak parallellen met je eigen leven. Als er vroeger iets heftigs blijkt te zijn gebeurd, dan kun je vandaaruit verdergaan.
De gevolgen van een trauma kunnen namelijk wel drie generaties dooretteren. Wel neemt het trauma elke generatie in kracht af, tot de link naar het oorspronkelijke trauma is vervaagd. Vaak dienen zich wel weer nieuwe problemen aan, want ieder mens ontwikkelt zijn eigen trauma’s – groot en klein.’
Zo’n psychologisch stamboomonderzoek kan inzicht geven. Je snapt misschien beter waarom je moeder zo kritisch was en je vader geen liefde kon geven. Met die kennis kun je ook naar jezelf en je eigen patronen kijken. Zo heb je de sleutel in handen om ze doorbreken.
Yitshaki: ‘Als je niet begrijpt waarom je bepaalde dingen doet, dan doe je ze gewoon. Pas als je de achtergrond van je gedrag kent, kun je beslissen om het anders aan te gaan pakken. Je weet dan wat je valkuilen zijn waardoor je ze tijdig kunt omzeilen.’
Bovendien kunnen de epigenetische schakelaars door inzicht en therapie weer de ‘goede kant’ op gaan staan, voegt Rutten aan. ‘Zo kun je mogelijk de overdracht op je kinderen beïnvloeden. Psychotherapie heeft dus ook een genetische impact.’
Familiepatroon
Als ik met Yitshaki over mijn familiegeschiedenis praat, wordt me een hoop duidelijk. Toen mijn oma zwanger was van mijn moeder, verloor ze haar vierjarige dochter aan difterie. Dat moet vreselijk voor haar zijn geweest.
Mijn moeder kreeg de naam van haar overleden zus. En het was ook nog eens oorlog. Yitshaki: ‘Bij je oma stond verlies centraal. Je moeder – ik speculeer, want ik ken haar niet – heeft mogelijk gevoeld dat haar niets mocht overkomen.
Zij moest het verlies van haar overleden zus compenseren, niet alleen door sterk en vitaal te blijven, maar ook door de perfecte dochter te zijn. Ze moest alles goedmaken. Jij hebt dat mogelijk weer opgepikt van jouw moeder. Hypochondrie is eigenlijk een manier om controle uit te oefenen over je angsten.’
Het is voor mij heel treffend hoe Yitshaki dit patroon binnen mijn familie blootlegt. Onbegrepen herinneringen vallen als puzzelstukken in elkaar.
Ik voel me absoluut geen slachtoffer en die rol wil ik ook niet. Maar voor het eerst in mijn leven heb ik een verklaring voor mijn angsten waardoor ik ze beter kan relativeren.
Bronnen o.a.: J. Salberg, S. Grand (eds.), Wounds of history. Repair and resilience in the trans-generational transmission of trauma, Routledge, 2017 / M. Wolynn, It didn’t start with you. How inherited family trauma shapes who we are and how to end the cycle, Penguin Putnam Inc., 2017
Emotionele littekens
Hoe oud zeer doorwerkt in latere liefdesrelaties maakt psychotherapeut Esther Perel mooi inzichtelijk in haar populaire podcast Where should we begin. In de aflevering Burdens of the Family behandelt ze een man en een vrouw die beiden een moeilijke jeugd hebben gehad.
Hij werd als kind in de steek gelaten door zijn moeder en is opgevoed door zijn vader, een Vietnamese vluchteling die was getekend door de oorlog in zijn vaderland.
Zij groeide op in een gezin waar ruzie en geweld de boventoon voerden. Om te overleven, leerde hij om zich onzichtbaar te maken, terwijl zij juist leerde om de strijd aan te gaan.
Hun overlevingsstrategieën versterken elkaar: hoe meer hij zich terugtrekt, hoe meer zij zich in de steek gelaten voelt en de strijd aangaat, waardoor hij nóg meer in zijn schulp kruipt.
‘Wat ziet jullie dochter als ze naar jullie kijkt?’ vraagt Perel. ‘Ze raakt van slag omdat haar moeder schreeuwt tegen haar vader en omdat haar vader ervoor zorgt dat haar moeder gaat schreeuwen. De keuze is aan jullie. Jullie kunnen haar een ander verhaal geven over haar jeugd dan het verhaal dat jullie hebben gehad.’
Het is misschien een extreem voorbeeld, maar volgens Perel heeft vrijwel ieder mens bepaalde dingen te veel of te weinig gekregen van zijn ouders. En die emotionele littekens nemen we mee in onze relaties.
Natasia (44 jaar): ‘Ik wilde per se slagen in het leven’
‘Armoede zit al generaties lang in de familie. Mijn moeder groeide op in Suriname als dochter van arme Hindoestaanse migranten. Haar gezin woonde in een krot met tien kinderen.
Armoede was taboe; het werd gezien als teken van falen. Mijn moeders schoonzus, die wel uit een welgestelde Hindoestaanse familie kwam, begroef haar oude kleren nog liever in de tuin dan ze aan mijn moeder te geven.
Wij hadden het ook niet breed thuis. Mijn vader verdiende als slager net genoeg om het hoofd boven water te houden. Het weinige geld dat hij had, smeet hij over de balk in de kroeg. Mijn moeder probeerde het trauma voor ons te keren. Ze draaide elk dubbeltje om zodat wij naar school konden.
Op mijn 10e overleed mijn vader. Een jaar later hertrouwde mijn moeder en verhuisden we naar Den Helder. Daar kwamen we in het volgende financiële dal terecht: mijn stiefvader leek het goed voor elkaar te hebben, maar had in werkelijkheid grote schulden. We hebben letterlijk op water en brood geleefd.
Ik nam me voor om de cirkel van armoede te doorbreken en wilde per se slagen in het leven. Na de mavo ging ik naar het hbo en ik heb twee jaar rechten gestudeerd. Nu heb ik een goede baan bij een ministerie.
Ook al heb ik het financieel prima voor elkaar, ik raap nog steeds elk muntje van de grond. En als ik iets duurs zie in de winkel is er altijd een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: “Je moet sparen voor mindere tijden.” Toch heeft mijn armoede-trauma me ook iets gebracht, namelijk ambitie en veel vechtlust.’
Tamara Straatman (37): ‘Mijn eerste vriendjes waren kopieën van mijn vader’
‘Mijn vader groeide op in een gezin waar weinig liefde was. Mijn opa zat regelmatig in de kroeg, flirtte aan een stuk door en had een aantal buitenechtelijke kinderen. Dat heeft mijn vader gevormd, al praatte hij er nooit over.
Net als mijn opa vluchtte hij in affaires en alcohol. Zodra hij thuiskwam, sloeg de sfeer om. Hij was als een tikkende tijdbom: alles draaide om hem. Mijn moeder ging eraan onderdoor, maar had niet de kracht om bij hem weg te gaan.
Als ik tegen hem inging, kreeg ik de volle laag: alles wat ik zei was onzin en niemand zat op mij te wachten.
Ik heb altijd gehunkerd naar de acceptatie, waardering en bevestiging van mijn vader, maar kreeg die nooit. Waarschijnlijk omdat hij het zelf ook nooit heeft gehad.
Als kind dacht ik dat ik niets waard was. Mijn eerste vriendjes waren kopieën van mijn vader – dat voelde op een vreemde manier vertrouwd. Ik was heel onzeker en had last van spreekangst en faalangst.
Op mijn 23e ben ik me gaan verdiepen in kwantumfysica, epigenetica en NLP – neurolinguïstisch programmeren. In plaats van te vluchten voor mijn gevoelens, zoals mijn ouders en grootouders deden, heb ik geleerd om de koe bij de horens te vatten.
Ik leef heel zelfbewust en probeer al mijn angsten en gevoelens onder ogen te komen. Zo heb ik de traumaoverdracht weten te stoppen.’
Leestip: Tamara Straatman schreef over haar ervaringen in Jackpot. De sleutel tot innerlijke rijkdom (TS Vision, € 14,99).
Adriaan van Dis (74): ‘Tederheid stond bij ons op rantsoen’
‘Bij ons heeft de oorlog nog tien jaar langer geduurd met mijn vader als hoofdsoldaat. Zijn dood was in die zin een verlossing.
Mijn moeders eerste man werd in de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië onthoofd door de Japanse bezetter. Later, in een evacuatiekamp, werd ze zwanger van mijn vader, die als krijgsgevangene in jappenkampen had gezeten.
Mijn vader was stapelgek. Hij sloot zich op en lag dwangmatig in het donker te tellen. Om de zes weken gooide hij het eten tegen de muur. Mijn tante, die in een serviesfabriek werkte, gaf ons regelmatig dozen met afgekeurd serviesgoed. Dat kon mijn vader dan weer tegen de muur gooien.
Ik ben niet met knuffelen opgevoed. Tederheid stond bij ons op rantsoen. Als ik thuiskwam met een kapotte knie, zeiden mijn ouders: “Noem je dat bloed?” Hun leed was honderd keer erger dan wat ik meemaakte. Er werden grappen gemaakt over jappen, maar daaronder lag treurnis.
Over de angst die ze destijds hebben gevoeld, werd niet gesproken. Maar die angst was er natuurlijk wel en heb ik overgenomen. De gevolgen voor mij als kind zijn verstrekkend geweest. Ik was wantrouwend, angstig en nerveus.
Toen ik 6 jaar was, wist ik zeker dat ik nooit een gezin zou stichten. Het estafettestokje van krankzinnigheid wilde ik niet doorgeven. In psychoanalyse heb ik dingen kunnen verwerken. Daar heb ik een verhaal kunnen maken waarmee ik kan leven.’