U ontdekte deze gevaarlijke eiwitten, oligomeren, al bij 20-jarigen.
Changiz Geula: ‘Ja. Maar bij hen ging het nog om heel kleine concentraties. Pas bij zeventigplussers vonden we meer en dikkere klonten. En bij mensen met de ziekte van Alzheimer constateerden we nog meer en nog dikkere klonten.’
Wat merk je in het dagelijks leven van die oligomeren?
‘Niets. Maar ze vormen wel een risico, want er kan zich op latere leeftijd dus alzheimer door ontwikkelen.’
Waarom gebeurt dat wel bij de een en niet bij de ander?
‘Het heeft waarschijnlijk te maken met hoe actief je je geheugen gebruikt. In ons onderzoek bleken namelijk de super-agers (tachtigplussers met een veel ‘jonger’ geheugen, red.) het allerlaagste aantal oligomeren te hebben. Aangenomen wordt dat zij hun hersenen het vaakst van iedereen laten kraken, waardoor we nu denken dat intellectuele uitdagingen je brein beschermen tegen alzheimer.’
Hoe houdt dat ‘hersenkraken’ de oligomerenconcentratie laag?
‘Dat mechanisme kennen we nog niet. Maar als we straks weten hoe superagers hun geheugen precies actief houden, kunnen we die strategieën al wel inzetten om mensen beter tegen alzheimer te beschermen.’