Wetenschappers van de Britse universiteit van Keele stelden vast dat de ontwikkeling van empathie en van humor hand in hand gaan. Hoe beter een kind zich in anderen inleeft en met hen meevoelt, hoe verfijnder zijn humor wordt en hoe minder grapjes hij maakt ten koste van een ander. In het onderzoek vulden basisschoolkinderen (9-11 jaar) vragenlijsten in die hun humorstijl en empathie in kaart brachten. Wat zeggen hun grappen?
‘Het stinkt hier!’ ‘Je ruikt je bovenlip.’
Maakt een kind pesterige grapjes om anderen belachelijk te maken, dan kan dat wijzen op een nog niet volledig ontwikkelde affectieve empathie, oftewel het vermogen om met anderen mee te voelen.
‘Hoe noem je een oude sneeuwpop? Water.’
Moppen en grappen waarmee een kind anderen wil vermaken en die het groepsgevoel versterken, wijzen op een goed ontwikkelde cognitieve empathie, het vermogen om de emoties van anderen te begrijpen.
‘O jee, file, straks krijgen we een boete voor te langzaam rijden.’
Kan een kind de humor bij tegenslag zien, dan wijst dat op een goed ontwikkelde cognitieve en affectieve empathie. Een kind kan het perspectief van anderen innemen én met hen meevoelen.
‘Ik weet niet hoeveel problemen ik heb, want rekenen is er een van.’
Lacht een kind om zijn tekortkomingen, dan heeft het misschien een gezonde dosis zelfspot; maar de onderzoekers konden niet vaststellen of er een verband is met de ontwikkeling van empathie.