Het is een bekend probleem in ziekenhuizen: personeel dat de handen niet genoeg wast, waardoor patiënten akelige infecties oplopen. In het WakeMed ziekenhuis in de Amerikaanse stad Raleigh bestond dat probleem ook.
Pak aan wat je dwarszit
Minder stress, ander werk, meer zingeving of iets anders waarbij je wel een duwtje in de rug kunt gebruiken? Een coach helpt je om sneller je doelen te bereiken.
Vind je ideale coachTotdat de Amerikaanse arbeids- en organisatiepsycholoog Adam Grant er een experiment deed. Boven de wastafels hing hij bordjes, de ene keer met de tekst: ‘Handhygiëne voorkomt dat u ziektes oploopt’, de andere keer met: ‘Handhygiëne voorkomt dat patiënten ziektes oplopen.’ Na twee weken ontdekte hij dat artsen en verplegers bij het tweede bordje bijna de helft meer zeep hadden gebruikt. Grant had daar duidelijk iets aangeboord bij het personeel: de behoefte anderen te helpen zonder er zelf direct beter van te worden.
Na het lezen van Geven en nemen, Grants onlangs in het Nederlands verschenen bestseller over de voordelen van behulpzaamheid op het werk, kun je bijna niet anders dan geïnspireerd raken om in je werk vaker belangeloos voor een ander klaar te staan. Volgens Adam Grant kent vrijwel ieder mens diep van binnen die behoefte, en worden jijzelf, je collega’s en je klanten daar niet alleen gelukkiger van; het maakt je ook nog eens succesvoller in je werk.
Stille boekhouding
Grant onderscheidt in zijn boek drie soorten werknemers: gevers, nemers en uitruilers. Gevers geven belangeloos tijd, aandacht en kennis weg, nemers gebruiken anderen alleen om er zelf beter van te worden en doen nooit iets terug, en uitruilers zijn degenen die evenveel geven als nemen.
De meeste mensen gedragen zich op het werk als uitruilers, ontdekte Grant. Ze hebben heus wel dingen voor een ander over, maar alleen als ze zeker weten dat diegene daar iets tegenover kan zetten. Ze houden een soort stille boekhouding bij: geven en ontvangen moeten bij hen in evenwicht zijn, want voor wat hoort wat, denken ze. Die ingebakken neiging om de schuldbalans in de gaten te houden zit in de mens, maar gevers hebben zich daaroverheen gezet, ‘door zich puur te focussen op wat ze in het hier en nu voor een ander kunnen doen,’ aldus Grant. Ze houden zich daardoor niet bezig met de vraag of ze iets terug kunnen verwachten.
‘Het opmerkelijke is dat veel mensen belangeloos geven als een van de belangrijkste waarden in het leven beschouwen,’ zegt Grant, ‘maar toch blijkt de meerderheid er niet naar te handelen. Althans, in intieme relaties zijn de meesten van ons gevers, maar niet op het werk.’
Oprechte interesse
Grant doet sinds een aantal jaar uitgebreid onderzoek naar geef- en neemgedrag op de werkvloer. In zijn boek ondersteunt hij zijn beweringen over het grotere succes van gevers met een batterij onderzoek, van hemzelf en anderen.
Zo haalt hij een van zijn eigen onderzoeken onder opticiens aan: die verkochten de helft meer brillen als ze geen gelikte verkooppraatjes hielden, maar juist een geïnteresseerde houding aannamen tegenover klanten die kwamen informeren naar een nieuwe bril. Met een paar simpele vragen als ‘Wat is uw leefstijl? Waar heeft u de bril precies voor nodig? Heeft u een verwijzing van uw oogarts bij u? Doet u aan sport?’ wonnen ze het vertrouwen van klanten, die daardoor meer bij hen kochten. Door de positieve mond-tot-mondreclame leverde het op den duur ook nog eens meer doorverwijzingen op. Grant: ‘De gevers onder de opticiens bleken niet emotioneel intelligenter te zijn; hun verkoopsucces was dus echt aan hun gevende houding toe te schrijven.’
Een ander onderzoek dat Grant noemt, dit keer een onder studenten geneeskunde, laat zien dat een vrijgevige houding tegenover collega’s ook succesvoller maakt. Studenten die hun medestudenten belangeloos hielpen met hun studie, haalden gemiddeld 11 procent hogere cijfers. Deze zomer leidde een Nederlands onderzoek, van de Vrije Universiteit Amsterdam, tot soortgelijke conclusies: hulpvaardige collega’s staan hoger in aanzien, en jawel, ze worden daardoor zo gewaardeerd dat hun honderd euro meer maandsalaris wordt toegekend.
Volgens Grant is het verband tussen succes van vrijgevigheid heel simpel: jouw gulheid maakt dat jou meer wordt gegund. Je bouwt er goodwill en vertrouwen mee op, wat uitmondt in een goede reputatie en in relaties die op termijn je succes vergroten.
Maar de directe stimulans van het geven zit hem in iets anders, weet Grant: ‘Het biedt gevers de mogelijkheid op een niet-bedreigende manier hun vaardigheden en expertise te laten zien.’ Verder is geven ook nog eens aanstekelijk, zegt hij, want je stimuleert je collega’s ermee ook jou en anderen belangeloos te helpen. Voordeel daarvan is dat je met zijn allen per saldo meer werk verricht, waardoor ook je organisatie als geheel erop vooruitgaat.
Tikkeltje eigenbelang
De klassieke opvatting in de arbeids- en organisatiepsychologie was altijd dat hard werken, talent en een toefje mazzel bepalend zijn voor ons werksucces. Maar die drie aspecten dragen er voor slechts 50 procent aan bij, concludeert Grant in zijn boek. ‘De andere helft wordt bepaald door vrijgevigheid,’ stelt hij. ‘Maar behalve dat je betere resultaten behaalt, kun je door een gevende houding je werk ook extra betekenis geven, en levert het je meer levensvervulling en zelfrespect op. Het leidt je af van je eigen problemen en helpt om je gewaardeerd te voelen door anderen.’
Toch blijft het de vraag hoe onbaatzuchtig gevers nu echt zijn. Zijn ze diep van binnen niet ook gewoon uitruilers die op de langere termijn tóch iets terugverwachten? Het is onmiskenbaar dat het goede dat ze rondstrooien uiteindelijk toch weer bij hen terugkomt. Zelfs de grootste altruïst heeft iets aan zijn eigen gulheid; op z’n minst zal hij er een fijn gevoel aan overhouden.
Grant knikt: ‘Ik geef toe dat honderd procent altruïsme vrij zeldzaam is. Ook in het gedrag van gevers zit vrijwel altijd een component eigenbelang. Maar ik blijf erbij dat hun behoefte anderen te helpen vooropstaat. De crux bij succesvolle gevers zit ’m erin dat ze niet bezig zijn met de vraag of de ander iets terug kan doen. Hun belangrijkste motivatie is: welke bijdrage kan ik hier leveren?’
Grant, die in zijn omgeving bekendstaat als enorm gulle gever – zijn deur staat open voor iedereen die maar advies wil, en hij grijpt zo de telefoon als hij ergens een goed woordje voor je kan doen – is de belichaming van zijn eigen onderzoeksuitkomsten: op zijn 31ste heeft hij al meer onderzoeken gepubliceerd in toptijdschriften dan menig oudere collega met een lifetime achievement award, en bedrijven als Google huren hem geregeld in voor psychologisch advies.
Komt die man nog wel aan zijn eigen werk toe, vraag je je af als je hoort wat Grant allemaal voor zijn medemens doet. ‘Ja hoor,’ reageert hij, ‘de kunst van geven is dat je het met beleid moet doen. Help iedereen die je kunt helpen, maar stel ook je grenzen.’ Maar… gaat gulheid niet sowieso ten koste van de tijd die je aan je eigen werk kunt besteden? Grant: ‘Nou, als je goed oplet, zijn er genoeg dingen waarmee je de ander verder kunt helpen terwijl het voor jou maar een kleine moeite is.’
Angst voor uitbuiting
Waar je als gever wel om moet denken, waarschuwt hij, is dat je maat houdt en duidelijke keuzes maakt. Inderdaad, Grant zelf staat ook niet blind voor iedereen klaar, zo merk je wanneer je hem via zijn site een mailtje stuurt en de volgende autoreply ontvangt: ‘Sinds mijn boek Geven en nemen krijg ik duizenden e-mails van vreemden die vragen of ik een baan voor ze weet, carrièreadvies willen of vragen of ik ze bij iemand kan introduceren. Ik doe mijn best zoveel mogelijk mensen antwoord te geven, maar mijn prioriteit ligt bij mijn gezin, studenten en collega’s. Als u daar niet toe behoort, duurt het misschien even voordat u antwoord van mij krijgt.’
Als geven zoveel voordelen heeft, hoe kan het dan dat zoveel mensen van gevers in uitruilers veranderen zodra ze de deur van hun werk binnengaan? ‘Dat heeft vooral te maken met de angst van mensen te worden uitgebuit door collega’s,’ zegt Grant. ‘Niemand wil het imago krijgen van de bedrijfssukkel die door jan en alleman voor een karretje wordt gespannen en eindigt in een burn-out.’
De neiging zichzelf weg te cijferen blijkt inderdaad een valkuil te zijn voor sommige gevers. Grant ontdekte dat er twee soorten gevers zijn: slimme en onhandige. De slimme gevers zijn het meest succesvol van alle werknemers, de onhandige gevers bungelen juist helemaal onder aan de succesladder – nog lager dan uitruilers en nemers. Ze doen namelijk zóveel voor anderen, en hun gulheid wordt zo misbruikt, dat ze hun eigen werk niet afkrijgen. Slimme gevers pakken het anders aan: ze geven én belangeloos én blijven tegelijkertijd voldoende aan zichzelf denken. In het kader op de vorige pagina tips om ook zo’n slimme gever te worden.
Wachten op resultaat
Tot slot: hoelang duurt het voor je ‘beloond’ wordt voor je hulp aan collega’s – los van de glimlach die je op hun gezichten tovert? ‘Dat wisselt per situatie,’ antwoordt Grant. ‘Hoe snel vrijgevigheid zich “uitbetaalt” hangt af van het soort baan dat je hebt en het type organisatie waarvoor je werkt. Bij de opticiens die ik onderzocht, duurde het ongeveer een halfjaar voordat gevers betere resultaten behaalden dan nemers en uitruilers. Bij het onderzoek onder de studenten geneeskunde ging het een stuk langzamer. In hun eerste studiejaar behaalden de gevende geneeskundestudenten zelfs mínder goede studieresultaten, omdat ze zoveel energie kwijtraakten aan het helpen van hun medestudenten. Maar vanaf hun tweede jaar presteerden ze beter dan de rest, en dat voordeel breidde zich nog meer uit naarmate ze verder in hun studie kwamen.’
Maar met die concrete wanneer-vraag zijn echte gevers nou juist helemaal niet bezig, beklemtoont Grant nog maar eens. ‘Als je gaat geven óm succes te hebben, werkt het niet. Zodra je je gaat afvragen wanneer het je iets oplevert, ben je geen gever meer.’
Zo word je een vrijgevige collega
Behulpzaam zijn zonder dat je eigen werk eronder lijdt – kan dat wel? Vijf gouden tips van psycholoog Adam Grant:
- Verleen 5-minutengunsten
Er zijn allerlei momenten waarop je collega’s een eind verder kunt helpen terwijl het voor jezelf een kleine moeite is. Bied bijvoorbeeld aan kort feedback te geven op iets waarmee de ander bezig is, of breng hem in contact met iemand aan wie hij iets kan hebben. - Bepaal zelf wanneer je klaarstaat
Een gulle gever hoeft echt niet altijd onmiddellijk klaar te staan voor een ander. Wie zijn eigen planning en deadlines bewaakt, kan bewust de momenten kiezen waarop die eigen taken niet lijden onder het helpen van een collega. - Herken nemers en blijf uit hun buurt
Mensen blijken over het algemeen slecht in het vaststellen of iemand een gever of nemer is. Ze denken vaak dat iemand die vriendelijk en charmant overkomt een gever is, maar aangename mensen zijn niet per definitie gevers, en andersom zitten er onder de onaangename mensen genoeg gevers. Waar nemers wél aan te herkennen zijn: ze hebben minder goede antennes voor anderen, zijn minder afgestemd op hun gedachten en gevoelens, pikken minder signalen van anderen op, en praten vaker in termen van ‘ik’ in plaats van ‘wij’. - Wat te doen als samenwerken met een rasechte nemer onvermijdelijk is? ‘Word dan een uitruiler,’ adviseert psycholoog Adam Grant; ‘eis letterlijk van je nemende collega dat hij iets teruggeeft wat waarde toevoegt aan het bedrijf.’
- Vraag vaker om hulp
Zet u over de vrees heen dat u collega’s tot last zult zijn, en durf zelf vaker om hulp te vragen. Het stimuleert hen ook om vaker vrijgevig te zijn.