Onlangs verscheen in het gerenommeerde tijdschrift Science een studie over de hulpvaardigheid van ratten. In dat onderzoek werd een rat losgelaten in een ruimte met een glazen pot waarin een soortgenoot zat opgesloten. Die worstelde en piepte om uit de pot te komen. Dit spoorde de eerste rat aan om te -proberen het deurtje van de pot open te krijgen, wat niet zo eenvoudig was. Na vele malen proberen schoot het deurtje eindelijk los en kwam de andere rat vrij.
Omdat de barmhartige Samaritaan mogelijk niet echt op helpen uit was, probeerden de onderzoekers andere motieven uit te sluiten. Om te zien of ratten mogelijk graag deurtjes openen, zetten ze een lege pot naast de pot met de opgesloten rat. In dat geval openden de ratten meestal eerst de pot waar de ander in zat.
In de meest vergezochte proef zetten de onderzoekers een opgesloten rat naast een pot met stukjes chocolade – eerder al hadden ze aangetoond dat ratten daar gek op zijn. De ratten bevrijdden vaak eerst de andere rat voordat ze de chocolade probeerden te bemachtigen; die moesten ze dan bovendien met de ander delen.
Deze proef rond hulpverlening doet denken aan een eerder onderzoek met muizen. Daarbij werd een muis voor het oog van een soortgenoot een milde buikpijn bezorgd, wat hem zichtbaar ongemak opleverde. De onderzoekers constateerden dat de toeschouwer als gevolg van deze scène gevoeliger werd voor pijn; een bewijs van aanstekelijkheid. Bij onze eigen soort worden zulke proeven gedaan door de ene persoon te laten toekijken terwijl een andere een naald in de arm krijgt. Dat activeert pijncentra in de hersenen van de kijker. Zowel bij mens als muis werkt dit soort empathie vooral als de toeschouwer het slachtoffer kent. Het leed van vreemden heeft minder effect.
We weten steeds meer over de empathie van knaagdieren, maar voor de meer intelligente vormen van inleving moeten we bij de mensapen zijn. Net als wij zijn die in staat zich in de situatie van de ander te verplaatsen. Dat bleek bij experimenten in Japan, waar chimpansees een soortgenoot konden helpen om voer te bemachtigen. Nu eens had de ander een stok nodig om iets naar zich toe te halen, dan weer een rietje om sap op te zuigen. De helper zocht steeds het juiste werktuig uit, wat betekende dat hij de situatie van de ander kon inschatten.
Dit soort onderzoek tornt aan het negatieve beeld van ‘het dier in de mens’, zelfs als dat dier een rat is. Ik ontwikkelde als student al respect voor een dier waar we met afgrijzen over spreken. En toen wist ik nog niet eens wat we nu weten over de evolutionaire ouderdom van een van onze mooiste eigenschappen.