‘Ik wist dat mijn vader in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland had gestudeerd. Daar maakte hij geen geheim van. Zijn verhaal was dat hij dat moest van zijn ouders. Dat heb ik altijd geloofd. Ik vroeg nooit door.
Laat familiepatronen los – maak je eigen keuzes
- Herken én doorbreek je belemmerende familiepatronen
- Ontdek hoe je je eigen pad kunt bewandelen en voel je vrijer
- Inspirerende video’s en opdrachten onder begeleiding van een contextueel therapeut
69,-
Bovendien waren er ook heroïsche verhalen omdat hij na de oorlog voor de Amerikanen had gewerkt. Hij was als een held teruggekomen. En ik kende dat romantische verhaal over zijn grote liefde, Gretel, die hij in Duitsland had ontmoet.
Dat mijn grootouders NSB’ers waren, wist ik al. Dat kistje was nieuw. Niemand wist van het bestaan af. We vonden het op zolder. Er zat een foto in van mijn vader in een uniform met een hakenkruis. Er ging op dat moment geen enkele bel rinkelen.
Toen ik 18 was, ving ik op dat mijn opa NSB’er was geweest, maar ik legde toen niet de link met mijn vader. Wel wist ik dat hij een grote liefde had gehad, Gretel Hartung, een operettezangeres. In dat kistje zaten foto’s van haar.
Zou het niet interessant zijn om uit te zoeken hoe dat in de oorlog was gegaan tussen mijn vader en haar? Mijn vader had me verteld dat hij met Gretel had willen trouwen. Waarom heeft hij dat niet gedaan?
Ik stelde mijn vriendin Maaike voor om er samen een documentaire over te maken. Een vriend zei nog: “Doe het niet. Stel dat je vreselijke dingen gaat ontdekken, wat dan?”
Op dat moment was ik echt in de veronderstelling dat ik met gepaste afstand “het geheim van de familie Boeschoten” kon ontrafelen.
Maar de zoektocht naar dat liefdesverhaal bracht ook andere informatie naar boven. Maaike deed de research voor onze documentaire en wilde niet dat ik hielp. Ik ging boeken lezen over kinderen van ouders die fout waren geweest in de oorlog.
Terwijl Maaike de puzzelstukjes uit allerlei archieven haalde, had ik alleen dat kistje. Daarin zaten cijferlijsten van de universiteit. In 1942 studeerde hij er, maar daarna volgde hij nauwelijks nog vakken zag ik in de lege cijferlijsten. Wat deed hij midden in de oorlog in Duitsland?
Mijn vader bleek leider bij de Hitlerjugend te zijn geweest. De Hitlerjugend, dat is niet de padvinderij. Die mensen waren tot op het bot doordrongen van de nazi-ideologie. Blindelings gehoorzaam aan de partij. Toch gaf dat kistje nog niet het hele geheim prijs.
Twee jaar lang waren we bezig met de documentaire. In de nadagen ging de tweede vrouw van mijn vader verhuizen. Ik hielp haar met het leegruimen van het huis.
Ergens achter in de boekenkast vond ik een boekje met een rood, leren kaft. Ik had het nog bijna weggegooid. Het bleek een fotoboekje uit de oorlog. De studententijd van mijn vader. Een lange, knappe jongen met zwart haar. Wat een leukerd, het zal je vriend maar zijn dacht ik.
Er waren foto’s van mijn vader roeiend, picknickend, lachend met jongens en meisjes. Opvallend luchtige foto’s voor midden in de oorlog in Duitsland. En hoe kwam hij aan de grote glimmende auto die op zoveel foto’s stond?
Op de allerlaatste draaidag gingen we naar het instituut voor oorlogsstudies, het NIOD. Daar was iemand die alles wist van het uniform dat mijn vader op die foto’s droeg. Een pak van de Hitlerjugend, dacht ik toen nog. Maar dat pak kreeg pas betekenis nu ik dat fotoalbum had met al die foto’s van mijn vader naast die glimmende auto.
De deskundige van het NIOD pakte een loep, keek naar de foto’s en zei heel stellig: NSKK (Nationalsozialistische Kraftfahrkorps), deel van de Duitse strijdkrachten. Het waren chauffeurs. Ze vervoerden partijleden en gevangenen. Als je in het leger zat, had je geen hakenkruis op je mouw. Wel als je bij de partij hoorde.
Fouter kon bijna niet, en toch drong dat niet echt tot me door. Mijn vader, die me als kind op zijn nek had rondgedragen. Dezelfde vader met wie ik samen een grote reis door Indonesië had gemaakt. Die vader, een nazi?
Het moment waarop het tot me doordrong was toen ik tegen die man van het NIOD zei: “Maar in Braunschweig, waar hij woonde, waren twee werkkampen. Mijn vader moet toch die Joodse dwangarbeiders hebben gezien?”
Ik dacht echt dat mijn vader zich kapot zou hebben geschaamd als hij erachter was gekomen wat voor gruwelijkheden daar gebeurden. Naïef van mij, misschien.
De man van het NIOD antwoordde: “Jouw vader is opgegroeid met de gedachte dat sommige mensen minderwaardig zijn. Dus dat deze mensen in werkkampen zaten, zal je vader niet raar hebben gevonden. Dat was de bedoeling.”
Hij zei dat zo bot, maar in die ene zin kwam het in één keer binnen wat voor man mijn vader was geweest. Iemand die als een kameleon eerst voor de nazi’s had gewerkt, en toen voor de geallieerden.
Heeft mijn vader geweten dat we dat kistje na zijn dood zouden ontdekken? De laatste jaren van zijn leven was hij dement. Het kan zijn dat het niet de bedoeling was dat we het vonden. Zelfs zijn tweede vrouw had hij nooit iets verteld, zo bleek.
Mijn moeder heeft het denk ik wel geweten. Ik sliep als kind aan het voeteneinde van mijn ouders’ bed en hoorde mijn moeder een keer zeggen: “Ik zou mijn mond maar houden, want als ze alles van jou zouden weten, dan lag je allang onder de groene zoden.”
Ik heb de familie van Gretel gesproken. Ook zij wist niet anders dan dat mijn vader een student was en daarna voor de Amerikanen werkte. Op een dag was hij plotseling uit Gretels leven verdwenen.
Tot haar grote verdriet, ze heeft nog geprobeerd om hem te vinden. Ik kwam erachter dat mijn vader na de oorlog op bezoek was gegaan bij zijn ouders in Nederland. Hij had geen idee dat hij hier, als kind uit een foute familie, werd gezocht.
Toen hij was opgepakt, heeft hij negen maanden in een interneringskamp gezeten, Gretel kon hij niet meer bereiken. Na de oorlog werkte hij voor een waterleidingbedrijf en ontmoette mijn moeder.
Al die boeken die ik heb gelezen over kinderen van foute ouders, die gaan nu over mij. Een onverklaarbaar schuldgevoel roept dat bij me op. Zijn foto staat in de kamer. De eerste weken kon ik niet naar zijn gezicht kijken.
Hij is heel fout geweest in de oorlog. Het kostte me moeite om dat toe te geven. Maar hij was ook echt een goede vader. Ik denk veel terug aan vroeger. Alles staat in een ander licht. Hij liep dus al die tijd met een enorm geheim rond.
In het begin was het alsof ik helemaal door elkaar werd geschud. Ik kon het niet tot me laten doordringen. Ach, de NSKK, dacht ik. Mijn man zei dat hij mijn reactie niet snapte. Zag ik dan niet hoe fout mijn vader was geweest?
Als ik uitzoomde, zag ik dat het een foute familie was die meedeed in een verwerpelijk systeem. Maar als ik inzoomde, zag ik dat hij ook gewoon een leuke vader was geweest. Heel langzaam begin ik nu te wennen aan het idee dat het naast elkaar kan bestaan.’