Op 21 september 2011 werd de 10-jarige Jille uit Rotterdam gewurgd. Door haar moeder, een 39-jarige kunstenares. Zes dagen later stond de Geleense Anita C. voor de rechter. Ze had de afgelopen jaren drie van haar pasgeboren baby’s gedood – of dood laten gaan, daar kwam de rechter niet uit. Anita C. werd dan ook vrijgesproken. En eerder in 2011, in april, stond tandartsassistente Sietske H. (26) voor de rechter voor het doden van vier pasgeboren baby’s in zes jaar tijd.

Familiegeheim: ‘We vonden zijn trouwring onder de auto-mat’

Familiegeheim: ‘We vonden zijn trouwring onder de auto-mat’

In de jaren zestig durfde de vader van Kim (36) niet voor zijn homoseksualiteit uit te komen, het wa...

Lees verder

Drie geruchtmakende kinderdodingszaken die afgelopen jaar de media haalden. Allemaal met moeders in de daderrol, maar dat is toeval, want er waren ook dodende vaders. Juli dit jaar bijvoorbeeld deed zich in Hoofddorp een woningbrand voor die was aangestoken door de 43-jarige vader. Zijn vrouw en drie kinderen kwamen daardoor om, evenals hijzelf.

Gewone mensen
Wat bezielt ouders die hun kroost bewust om het leven brengen? Ze dus niet in een vlaag van woede nét iets te hard door elkaar schudden of slaan, maar ze gericht verstikken, vergiftigen, doodsteken?

Die vraag stelt iedereen zich wanneer een dergelijk bericht doorkomt. Rechtszaken die eruit voortvloeien worden dan ook gretig gevolgd. Wie weet leveren ze een verklaring op voor iets wat zó tegennatuurlijk klinkt dat we eigenlijk niet kunnen geloven dat gewone mensen ertoe in staat zijn.

Maar dat is vaak wel het beeld dat uit de media oprijst. De daders ogen niet als door de duivel bezeten, maar verontrustend normaal. Sietske H., die haar dode baby’s op zolder bewaarde en het lijkje van de eerste zelfs meeverhuisde naar een nieuwe woning, werd rond de rechtszaak bijvoorbeeld stelselmatig omschreven als ‘een leuk meisje’ dat ‘haar werk goed deed’. Zelf vinden ze het vaak ook onbegrijpelijk wat ze hebben gedaan. Sietske H. tegen de rechter: ‘Ik kan het niet uitleggen, kennelijk kan ik het omzetten.’

Een sfeer van stil verdriet
Toch gaan er achter dat alledaagse voorkomen wel dingen schuil waarin daders van kinderdoding afwijken van de doorsnee-Nederlander. Dat ontdekte Toon Verheugt, klinisch en forensisch psycholoog en psychoanalyticus, toen hij 53 gevallen van kinderdoding onder de loep nam die in Nederland tussen 1994 en 2003 voor de rechter kwamen. Vier jaar geleden promoveerde hij op dit onderzoek.

Of het nou gaat om vrouwen die hun baby direct na de geboorte in stilte smoren of om ouders die hun kinderen op latere leeftijd ombrengen: uit Verheugts cijfers blijkt dat een opvallend hoog percentage van de daders in hun jeugd zelf fors getraumatiseerd is. Ze hadden een gehandicapte of langdurig zieke -ouder; ze maakten het overlijden van een gezinslid mee; werden mishandeld; brachten hun jeugd door in een tehuis. ‘Er hangt een sfeer van stil verdriet om ze heen,’ zegt Verheugt in zijn Amsterdamse werkkamer. ‘Vaak hebben ze nooit kunnen praten over het verlies waarmee ze als kind werden geconfronteerd.’

‘Pijn hebben mág’

‘Pijn hebben mág’

Chronische pijn kan veel vergallen. De meeste mensen organiseren hun hele leven eromheen. Met als ge...

Lees verder

Ook constateerde de psycholoog dat het merendeel van de daders voorafgaand aan de doding had blootgestaan aan een fikse dosis stress. Hun relatie lag bijvoorbeeld in duigen, er waren financiële problemen of een van de gezinsleden overleed. Mede als gevolg daarvan hadden ze vaak forse psychische problemen ten tijde van hun daad.

Nee, over de rechtszaken waarbij hij als forensisch psycholoog zelf betrokken was, mag Verheugt niets vertellen. Maar wie de krantenarchieven doorneemt, stuit op hartverscheurende illustraties van zijn constatering. Neem zakenman Aarnout Z. uit Roosendaal, die begin 2008 zijn kinderen Lidewij (6) en Pepijn (4) ombracht. Z.’s huwelijk was toen net op de klippen gelopen. Na de moord pleegde hij zelfmoord op precies dezelfde plek als waar zijn vader zich decennia eerder had omgebracht.

Wandelende tijdbommen
Al met al durft Verheugt de stelling wel aan dat daders van kinderdoding zich zelf als kind niet veilig hebben kunnen hechten aan hun ouders; ze waren niet zeker van hun hulp, geborgenheid en verzorging. Daardoor kunnen ze, denkt Verheugt, als volwassene slecht omgaan met een emotioneel verlies of – als hun kinderen al wat ouder zijn – het gevoel dat ze als ouder falen. ‘Ze hebben zoveel onverwerkt verdriet dat ze de stress van een dreigend nieuw verlies gewoon niet aankunnen.’

Nou heeft naar schatting maar liefst 40 procent van de Nederlanders zich in zijn jeugd niet veilig kunnen hechten. Zijn dat allemaal wandelende tijdbommetjes zodra ze een gezin stichten?

‘Natuurlijk niet,’ zegt Verheugt. ‘Zelfs van de ouders die beantwoorden aan dit profiel van “onveilig gehecht, plus psychische stoornis, plus actuele stress van een nieuw verlies”, maakt het overgrote deel zijn kinderen nog altijd niet dood. Helaas weten we niet wat precies maakt dat sommige mensen het wél doen.’

Wat in ieder geval meestal geen rol speelt bij kinderdoding, stelt hij, is afkeer van het kind in kwestie. ‘Eerder het omgekeerde. Als ouders van meerdere kinderen er maar één ombrengen, is dat doorgaans zelfs het meest geliefde. In zo’n geval wordt de daad vaak gevolgd door zelfmoord. Het lijkt erop dat de overweging dan is geweest: ik wil er een einde aan maken, maar dit kind kan niet zonder mij; ik moet het wel meenemen in de dood.’

Ook bij ouders die in een psychose doden, vervolgt Verheugt, lijkt gebrek aan liefde geen rol te spelen. ‘In die zin verschillen slachtoffertjes van kinderdoding dus van slachtoffertjes van kindermishandeling.’

Bevrijd jezelf van oude pijn
Training

Bevrijd jezelf van oude pijn

  • Ontdek hoe oude ervaringen nu nog meespelen in je keuzes en gedrag
  • Verwerk je mentale pijn met bewezen effectieve technieken
  • Ervaar meer innerlijke rust, zelfvertrouwen en vrijheid
Bekijk de training
Nu maar
69,-

Duidelijk signaal
Samenvattend lijkt het erop dat daders van kinderdoding vaak mensen zijn die veel van hun kroost houden en vanwege hun eigen jeugdervaringen extra gemotiveerd zijn om dat goed groot te brengen, maar die daardoor ook extra kwetsbaar zijn voor een gevoel van falend ouderschap. Dat verklaart meteen waarom hun daad vaak zo onbegrijpelijk is voor de buitenwereld. Zo’n toegewijde moeder, zo’n betrokken vader – hoe kán dit?

Toch zag Verheugt in zijn onderzoek dat de daders in 40 procent van de gevallen van tevoren wél een duidelijk signaal hadden gegeven. ‘Dan hadden ze tegen een hulpverlener of tegen vrienden gezegd dat ze er een eind aan wilden maken. Het probleem is dat daar vaak niet op wordt doorgevraagd. We vinden het te eng.’

Verheugt zou daarom graag zien dat hulpverleners standaard doorvroegen als ze depressieve ouders in behandeling krijgen. Denken ze weleens aan zelfmoord? Zo ja, hoe zit het dan met de kinderen?

Ook privé zouden we wat hem betreft wel vaker over de ‘zwarte’ kanten van het ouderschap mogen praten. ‘Dat dat ook een bron van stress en faalervaringen kan zijn, daar hebben we het liever niet over. En dat maakt het voor worstelende ouders extra zwaar.’