Ik was – en ben – dus een expert op dat onderwerp. In die tijd ging ik vaak uit en ontmoette meer en minder interessante mannen. Als het gesprek dan op mijn werk en mijn onderzoek kwam, zeiden ze vaak ‘Dan weet je zeker nu al precies hoe ik in elkaar zit’ of ‘Ben je nu ook stiekem een onderzoek aan het doen?’
"Lieve mensen, ik heb nieuws: een psycholoog is ook maar een mens"
-Nou nee, heren, geenszins. Mijn indrukken zijn net als die van iedereen: gebrekkig, op de automatische piloot, gekleurd door hokjes en vakjes (‘ah, dat type ken ik’) en door eerdere ervaringen (‘nee hè, niet weer zo eentje’). Ik heb vaak de verkeerde sollicitant gekozen en nog vaker de verkeerde man. Kortom, als deskundige ben je in het sociale verkeer net zo knullig als iedereen.
Dat komt, denk ik, doordat bijna al ons sociale denken, doen en voelen automatisch verloopt; we varen op onbewuste kennis, ervaringen die we in de loop van ons leven hebben opgedaan, en instincten: kennis en ervaring die onze voorouders in de loop van de evolutie hebben verzameld. Daardoor zie je bijvoorbeeld intuïtief dat een man veel testosteron heeft – aan gezichtstrekken zie je dat, maar ook vaak aan zelfverzekerde, dominante lichaamstaal – en wat dat betekent voor hoe hij innerlijk in elkaar zit. Het woord testosteron komt niet in je op, toch weet je het. Je voelt dus instinctief aan hoe mensen in elkaar zitten, maar je kunt niet benoemen waar het ’m in zit.
De kenmerken van een automatisch proces zijn: je weet niet dat het gebeurt; het gaat vanzelf, moeiteloos; het is niet je vooropgezette bedoeling; en je hebt er geen controle over. Een indruk of gevoel dient zich aan in je bewustzijn, je weet niet precies hoe het achterliggende mentale proces is verlopen en op grond van welke informatie. Als psycholoog kan ik daar wel naar raden natuurlijk: ik kan vanuit mijn expertise meekijken en een ‘educated guess’ maken over mijn onbewuste proces. Maar die processen rechtstreeks waarnemen kunnen we net zomin als zien hoe onze nieren werken.
Dat betekent: ook bij psychologen dendert het volautomatische treintje gewoon door, net als bij iedereen. Het enige wat verandert is dat er in hun bewustzijn een waarnemer bij komt die alles duidt, interpreteert, verklaart, en relateert aan wetenschappelijke kennis. Hetzelfde geldt voor andere menselijke reacties, bijvoorbeeld emoties. Onlangs nog reageerde een lezer op mijn column: ‘Dat je zo boos kan worden, dat verwachtte ik niet van een hoogleraar psychologie.’ Ik heb ook weleens vreselijk liefdesverdriet gehad en dan zei iemand: ‘Maar je bent toch psycholoog?’
Lieve mensen, ik heb nieuws: een psycholoog is ook maar een mens. Het gekke is dat we dit wel beseffen bij een arts. Artsen weten alles over het menselijk lichaam, maar als ze de griep hebben zeggen we niet: hoe kan dat nou, je bent toch dokter?
J.A. Bargh, The four horsemen of automaticity: Awareness, intention, efficiency, and control in social cognition. Handbook of social cognition, 1, 1-40 (1994)
Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Vorig jaar verscheen de vierde, herziene editie van haar populair-wetenschappelijke boek De eerste indruk.