Proefjes om samen met anderen te doen

Materiaal
– Appel, harde peer, rauwe aardappel, bleekselderij, wortel, banaan
– Blinddoek
– Grote wasknijper of haarklem
– Rode en blauwe pen
– Groot vel papier

Aantal proefpersonen
Onbeperkt

Voorbereiding
Snij van de vruchten en groenten kleine blokjes. Zorg dat de proefpersonen het eten niet zien. Teken op het vel papier zes kolommen; zet boven elke kolom de naam van een van de groenten of vruchten. Laat het vel niet zien.

Leg de proefpersonen de proef uit. Zij moeten de kamer uitgaan en komen een voor een binnen om een proefje te doen. Daarvoor worden ze geblinddoekt en krijgen ze de wasknijper of haarklem op de neus, zodat ze tijdens de hele proef alleen door de mond kunnen ademen.

Vertel hen dat ze zes stukjes eten gevoerd zullen krijgen, maar zeg niet wat. De bedoeling is dat de proefpersoon raadt wat het is. Geef hen wel de absolute verzekering dat het om normaal voedsel gaat en dat ze niets onsmakelijks in de mond gestopt zullen krijgen.

Stuur de proefpersonen de kamer uit en laat ze een voor een binnenkomen.

Proef 1
Geef de proefpersoon in willekeurige volgorde een blokje fruit of groente in de mond en vraag hem of haar wat het is.

Schrijf het antwoord met de rode pen in de desbetreffende kolom.

Proef 2
Deze gaat net zoals proef 1, maar nu somt u vooraf de zes vruchten en groenten op, in een andere volgorde dan waarin u ze zal geven. Zeg hierbij ‘aardappel’, niet ‘rauwe aardappel’.

De proefpersonen weten nu waar ze op moeten letten. Ze mogen hun antwoorden echter niet herzien nadat ze een volgend blokje hebben geproefd.

Schrijf het antwoord met de blauwe pen in de desbetreffende kolom.

Resultaten
Waarschijnlijk zullen de proefpersonen beide keren de banaan goed raden, maar bij de andere vruchten en groenten behoorlijk wat fouten maken. Het aantal fouten zal bij de eerste proef het grootst zijn. Bij de tweede proef zullen appel, peer en wortel nogal eens worden verwisseld. Aardappel en selderij zullen de tweede keer vaker worden herkend dan de eerste keer.

Verklaring
Smaak ontstaat voor een belangrijk deel in samenhang met geur. Door de klem op de neus kunnen we niet ruiken en daarom hebben we de grootste moeite onderscheid te maken tussen de blokjes die in de mond ongeveer hetzelfde aanvoelen. Dit fenomeen doet zich overigens ook voor als we verkouden zijn. Uitzondering is de banaan: die wordt wel herkend doordat banaan een heel typerende substantie heeft.

Met de smaakpapillen in de mond kunnen we alleen het ruwe onderscheid proeven tussen zoet, zuur, zout en bitter. De zoet-nuances tussen appel, peer en wortel vallen echter weg, want dat onderscheid maken we met de reuk. De bittere selderij en de smaakloze aardappel worden, als men wéét dat ze erbij zitten, makkelijker herkend dan wanneer men dat niet weet.

Proef 3
Waarschijnlijk hebben de proefpersonen opgewekt het stukje rauwe aardappel gekauwd en doorgeslikt. Vraag ter afsluiting van het experiment of ze nog een stukje willen. Zeer waarschijnlijk zullen ze dat weigeren.

Hier zien we duidelijk de invloed van kennis en ervaring. We hebben in ons geheugen een blauwdruk hoe verschillende etenswaren eruit moeten zien, willen we dat zomaar in de mond stoppen. Een ongekookte aardappel voldoet niet aan de criteria die in de blauwdruk aan de eetbaarheid van aardappels worden gesteld. Onbekend voedsel op uw vakantieadres zult u dan ook heel voorzichtig proeven, met het puntje van de tong, klaar om het weer uit te spugen.