Je eigen stad: je kent er iedere straat, elk steegje. Je vindt blindelings de weg van A naar B en van B naar C. In je brein zit een fantastische stadsplattegrond, dat weet je zeker. Maar gek – als een toerist dan wil weten waar hij is, kunnen je hersenen zich ineens met geen mogelijkheid oriënteren op zijn vvv-plattegrondje. Onhandig glijdt je vinger langs twee kerken en diagonaal door een park, en wijst een kruispunt aan. Daar ergens moet het zijn.
De meeste mensen kunnen slecht overweg met een stadsplattegrond. En dat is niet vreemd, want een kaart op papier ziet er heel anders uit dan de kaart in de hersenen. Onze mentale kaarten liggen diep weggestopt in ons brein: vlak naast fundamentele functies als lichaamstemperatuur- en slaapregulatie. Het navigatiesysteem van de mens moet daarom evolutionair gesproken heel oud zijn. Volgens sommige hersenonderzoekers vormt ruimtelijke oriëntatie zelfs de basis voor alle vormen van geheugen. En inderdaad krabbelen we ons aantekenblok het liefst vol met pijlen en symbolen, als was het een stratenplan. In elke geheugentraining leer je tegenwoordig dergelijke ‘mindmaps’ te maken. Boodschappenlijstjes onthoud je het best door de producten in gedachten over de kamers van je huis te