We voelen allemaal de pijn van de gruwelijke aanslagen in Parijs. Die pijn is ook zichtbaar: monumenten over de hele wereld werden in de kleuren van de Franse vlag verlicht. Scholieren waren gisteren om 12.00 uur een minuut stil, treinen reden niet en vliegtuigen bleven aan de grond op Schiphol. Zelfs in de Albert Heijn was het stil.
Juist die solidariteit leidde ook tot kritiek. Waarom zijn we zo selectief in onze betrokkenheid? In Beiroet en Bagdad kwamen donderdag ook tientallen mensen om het leven na bomaanslagen door IS. Waar zijn de profielfoto’s met een filter van de Libanese vlag? En waarom schakelde Facebook zijn ‘Ik ben veilig-knop’ wél in na de aanslagen in Parijs vrijdag, maar niet na Beiroet?
We wéten dat elk onschuldig mensenleven even zwaar telt, toch ligt dat gevoels- en gedragsmatig anders. En dat is psychologisch te verklaren.
Hoe komt het dat we ons wel met Parijs identificeren en niet met Beiroet?
Eén van de belangrijkste factoren die hieraan bijdraagt is ingroup threat, de bedreiging van de groep waar je je mee identificeert. ‘Niet de Fransen worden bedreigd, maar wij allemaal,’ legt Bob Fennis uit, sociaal psycholoog en hoogleraar consumentengedrag aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Wat er in het Midden Oosten gebeurt gaat niet over “ons”.’
We bepalen onder andere op basis van nabijheid of we onszelf bij een bepaalde groep vinden horen, zegt Elly Konijn, hoogleraar mediapsychologie aan de Amsterdamse Vrije Universiteit. Hoe dichterbij een aanslag gebeurt, hoe bedreigender dat ook voor onszelf is. ‘Daarbij is zowel de fysieke als culturele afstand belangrijk. Naar Parijs gaan we op vakantie. We (her)kennen de stad en het volk, Beiroet is een ver-van-mijn-bed-show voor veel mensen.’
Een aanval op Parijs komt in onze beleving bovendien onverwacht en breekt in op ons gevoel van veiligheid.We wanen ons veilig in het Westen: hier is geen oorlog. Konijn: ‘We ervaren politieke druk, maar leven niet in zo’n kruitvat als mensen in het Midden-Oosten. Dat maakt de impact en emoties heftiger en daarmee onze betrokkenheid groter.’
Kranten, televisie, radio en social media sturen onze aandacht voor wat er in de wereld gebeurt. Ze doen dat met eenzelfde bril als waarmee wij zelf naar de wereld kijken: journalisten geven de voorkeur aan nabij nieuws over niet alledaagse risico’s, zegt Peter Vasterman, mediasocioloog aan de Universiteit van Amsterdam. ‘De oorlogen in Libanon, Syrië en Irak zijn complex en ver weg, daar is minder aandacht voor waardoor we ook minder de kans krijgen ons met de mensen daar te identificeren.’
‘De dood van één westerling staat gelijk aan die van drie Oost-Europeanen, negen Latijns-Amerikanen, elf mensen uit het Midden-Oosten en twaalf Aziaten’, schreef William Adams in de Journal of Communication. Hij analyseerde in 1986 het aantal minuten dat Amerikaanse zenders besteedden aan buitenlandse natuurrampen en concludeerde dat die behoorlijk ongelijk verdeeld was.
En zo laten we zien dat we erbij horen…
Facebook speelde in op ons groepsgevoel; medeleven was één muisklik van ons vandaan. Enkele uren na de aanslagen in Parijs kleurden de eerste profielfoto’s op Facebook al blauw-wit-rood. Niet veel later volgden de eerste protestartikelen met koppen als ‘Dit is waarom ik mijn profielfoto niet aanpas’. Want: ‘Hoe onopzettelijk ook, zo’n verfranste profielfoto leidt tot een “wij-zij”-gevoel,’ aldus Konijn. En is dat wat we willen?
We identificeren ons met de slachtoffers van Parijs door de eerder beschreven nabijheid, ongewoonheid en extremiteit van de aanslag. Met die aanval op onschuldige burgers staat voor ons gevoel onze manier van leven op het spel. Met andere woorden: onze ingroup wordt bedreigd.
Zoiets roept een behoefte aan conformiteit op. We willen een eenheid vormen en doen wat de rest doet. Dat is een evolutionaire strategie, legt hoogleraar Fennis uit. ‘Als de school vissen, gnoes… of wijzelf worden aangevallen gaan we allemaal tegelijk naar links, rechts of rennen. Veiligheid komt in aantallen, één homogene groep maakt je als individu onzichtbaar en minder kwetsbaar.’