1. We geven slachtoffers de schuld van hun lijden
Aan het ontbijt lees je een krantenbericht over een man die na het stappen in elkaar is geslagen. Hij is zwaargewond geraakt en de kans is groot dat hij permanent letsel aan de klappen overhoudt.
17 tips voor meer zelfvertrouwen
Wil je meer zelfvertrouwen? Voel je sterker en zelfverzekerder door deze tips.
Lees verderWat afschuwelijk, denk je in eerste instantie. Maar na een poosje spoken er ook andere gedachten door je hoofd. ‘Ook niet zo slim om daar ’s avonds alleen over straat te lopen. Hij zal wel gedronken hebben.’ En: ‘Waar er twee kijven, hebben er twee schuld.’ Je slaat de krant dicht en gaat je tanden poetsen.
In de jaren zestig ontdekte psycholoog Melvin Lerner een curieus mechanisme: we zijn geneigd om onschuldige mensen verantwoordelijk te houden voor de rampspoed die hun overkomt.
In een van zijn experimenten moesten vrouwelijke proefpersonen machteloos toekijken terwijl een andere vrouw (zogenaamd) elektrische schokken kreeg toegediend. In plaats van sympathie te koesteren voor het slachtoffer deelden de vrouwen haar juist allerlei negatieve eigenschappen toe.
Dit komt volgens Lerner doordat we de just-world theory aanhangen: we willen graag geloven dat we in een rechtvaardige wereld leven, waarin goede mensen goede dingen overkomen, en slechte mensen slechte.
Simpel gezegd is dat een wereld waarin je krijgt wat je verdient. En hoe tragischer iemands lot, hoe negatiever we over hem denken.
Deze gedachtekronkel treft niet alleen geweldsslachtoffers, maar bijvoorbeeld ook ernstig zieken (‘Tja… hij eet best ongezond’), slachtoffers van verkrachting (‘Ze was ook wel erg aan het flirten’) en soms ook mensen die door een ongeluk worden getroffen, zoals prins Friso (‘Moet je maar niet buiten de piste skiën’).
Hoe oneerlijk deze denkwijze ook lijkt, ze heeft wel degelijk een functie. Het is psychisch gezond voor ons te geloven dat we ons lot in eigen hand hebben, en dat onze acties voorspelbare gevolgen hebben. Dat het noodlot naar willekeur kan toeslaan is simpelweg te bedreigend.
2. We vinden onszelf uniek
Ben je vriendelijker dan de gemiddelde Nederlander? Vrijgeviger? Eerlijker? Een hardere werker? Wie zijn valse bescheidenheid laat varen antwoordt waarschijnlijk ‘ja’. Ongeacht leeftijd, opleiding of afkomst vinden de meeste mensen dat ze er in positieve zin uitspringen.
‘Als er één ding is waarin mensen op elkaar lijken, is het wel de neiging om zichzelf als uniek te zien,’ is dan ook de pijnlijke conclusie van psycholoog John Chambers van de universiteit van Florida, die een overzichtsartikel publiceerde over dit mechanisme.
Die zelfvleierij kent vele verschijningsvormen. Mensen aan wie bijvoorbeeld wordt gevraagd wat de belangrijkste component van intelligentie is, zullen een antwoord geven dat verdacht veel overeenkomsten vertoont met hun eigen talenten. Zo zal iemand met een wiskundeknobbel met een stalen gezicht beweren dat wiskundig inzicht stukken belangrijker is dan feitenkennis.
Zelfs onze emoties denken we intenser te beleven dan anderen doen. De meerderheid van de Amerikanen meende bijvoorbeeld dat ze meer geraakt waren door de gebeurtenissen van 11 september dan hun landgenoten. Ook dachten kersverse ouders dat ze blijer waren dan andere ouders met hun pasgeboren spruit.
Psychologen verklaarden dit mechanisme aanvankelijk vanuit het idee dat we onszelf graag in een zo gunstig mogelijk daglicht willen stellen. Maar opmerkelijk genoeg zijn er ook veel dingen waarin we onszelf juist in negatieve zin uniek vinden.
Zo denken we dat we minder goed dan anderen bestand zullen zijn tegen onheil op ons levenspad, zoals een ernstige ziekte of een overlijden. En grappig genoeg denken we ook dat we vaker dan anderen telefonisch worden lastiggevallen door telemarketeers.
De uitleg dat we onszelf het liefst door een roze bril zien, is dus niet afdoende. Een van de alternatieve verklaringen voor het gevoel dat we uniek zijn, schrijft psycholoog Chambers, is dat we simpelweg niet in andermans hoofd kunnen kijken.
Van jezelf staat je glashelder voor ogen hoe zenuwachtig je was voor die presentatie en hoe je hart in je keel klopte; van anderen weet je dat niet.
3. We meten met twee maten
Wie zakt voor zijn examen wijt zijn falen al snel aan dingen waar hij geen invloed op heeft: een vervelende examinator, vragen die niet aansluiten bij de lesstof, een doorwaakte nacht.
Wie slaagt zal de oorzaak daarentegen niet zoeken bij een sympathieke examinator, makkelijke vragen en een uitgerust gevoel. Nee, hij presteerde zo goed dankzij een ijverige werkhouding en een slimme geest.
De manier waarop we de dingen proberen te verklaren die ons – en andere mensen – overkomen, wordt in de psychologie ‘attributie’ genoemd.
De Oostenrijkse psycholoog Fritz Heider hield zich hiermee als eerste bezig. Heider ontdekte dat we in dit proces niet objectief te werk gaan, maar vooral een positief plaatje van onszelf proberen te behouden; iets dat volgens veel psychologen overigens heel gezond is.
Dat je jezelf op de borst klopt bij succes en je falen wijt aan dingen die buiten je macht liggen – de zogenaamde self serving bias – is daar een voorbeeld van.
Ook bij het verklaren van andermans gedrag gaan we de mist in. Berucht is de ‘fundamentele attributiefout’: we houden te weinig rekening met de situatie waarin iemand zich bevindt, en daardoor schrijven we zijn gedrag te snel toe aan zijn karakter.
Vind een betrouwbare coach via Coachfinder
Coaching is een belangrijke stap in zelfontwikkeling. Maar de juiste coach vinden blijkt nog niet zo eenvoudig. Coachfinder helpt je in je zoektocht naar een coach die bij je past.
Vind je ideale coachWord je bijvoorbeeld gesneden op de snelweg, dan zoek je de oorzaak daarvan eerder in de hufterige aard van de andere bestuurder in plaats van te overwegen dat hij misschien werd afgeleid door zijn kind op de achterbank.
Mensen in collectivistische culturen zoals China, waar minder nadruk ligt op het individu, zijn minder geneigd tot deze vertekeningen in hun denken.
4. We wringen ons in bochten om niet van mening te hoeven veranderen
Op een verjaardag zijn twee gasten verwikkeld in een verhitte discussie. Hoe meer argumenten de een, die duidelijk meer kennis heeft over het onderwerp, aanvoert om zijn standpunt te onderbouwen, hoe koppiger de ander vasthoudt aan zijn opvatting.
Dit is wat psychologen het backfire effect noemen, het averechtse effect. Worden we geconfronteerd met bewijs dat we het bij het verkeerde eind hebben, dan klampen we ons alleen nog maar sterker vast aan onze overtuigingen – in plaats van als weldenkende mensen de nieuwe informatie tot ons te nemen en onze mening te heroverwegen.
Brendan Nyhan van de universiteit van Michigan en Jason Reifler van de Georgia State-universiteit deden onderzoek naar dit verschijnsel. In een van hun experimenten lieten ze mensen van verschillende politieke gezindten een krantenartikel lezen.
In dat schrijfsel wekte oud-president Bush de suggestie dat Irak, vlak voordat Amerika dat land binnenviel, massavernietigingswapens bezat – een verkeerde overtuiging die volgens de onderzoekers op dat moment nog steeds bij de meeste Amerikanen leefde.
Daarna lazen de proefpersonen een vervolgartikel dat het eerdere stuk ontkrachtte. Hierin werd bericht over een rapport waaruit bleek dat er geen wapens waren gevonden.
De proefpersonen die weinig met Bush ophadden, geloofden na lezing van het tweede artikel minder in het bestaan van de Iraakse massavernietigingswapens. Maar voor hun conservatieve tegenhangers gold juist het tegenovergestelde: ze waren er nog sterker van overtuigd dat Irak wél over zulke wapens beschikte.
Naast dit averechtse effect zijn er nog andere mechanismen die maken dat we niet snel van onze stokpaardjes afstappen. Allereerst gaan we niet eens op zoek naar informatie die niet strookt met onze ideeën. Komen we die onverhoopt toch tegen, dan kennen we er minder gewicht aan toe.
Verder helpt ons geheugen nog een handje mee door kennis die ons niet bevalt, minder goed te onthouden. Deze confirmation bias, de voorkeur voor bevestiging, is het hardnekkigst bij onderwerpen die emotioneel beladen zijn en ons na aan het hart liggen.
5. We hebben een voorkeur voor mensen die op ons lijken
Kijk de volgende keer dat je in de trein plaatsneemt eens goed naar degene naast je. Grote kans dat je bent gaan zitten naast de passagier die het meest op je lijkt. Iemand die dezelfde huidskleur heeft, van hetzelfde geslacht is, of ongeveer dezelfde leeftijd heeft.
Recent onderzoek door de Canadese onderzoeker Sean Mackinnon en zijn collega’s laat zelfs zien dat brildragers liever naast mensen zitten die ook een bril op hun neus hebben.
De reden dat we ons minder thuis voelen bij mensen die anders zijn dan wijzelf, is dat we al gauw vervallen in wij-zij-denken. Waarbij ‘zij’ minder leuke mensen zijn dan ‘wij’.
Het ‘minimale groep-paradigma’ geeft daar mooi inzicht in. Deze onderzoeksmethode gebruiken psychologen om te onderzoeken onder welke omstandigheden we leden van een andere groep beginnen te discrimineren.
De uitkomst: absurd snel. Ongeacht hoe triviaal het criterium is waarop mensen in twee groepen worden ingedeeld – mensen die kop gooiden versus mensen die munt gooiden, of brildragers versus brillozen – ze hebben altijd een voorkeur voor hun eigen groep, schrijft psycholoog Mark Leary in The curse of the self.
Volgens Leary is het onontkoombaar dat we mensen in hokjes plaatsen om de wereld om ons heen te begrijpen. ‘Mensen gebruiken sociale categorieën als zwart, wit, homo, hetero, student, schoolverlater, gepensioneerde… omdat die tot een bepaalde hoogte nuttig zijn om andere mensen te begrijpen.’
Zou je dat niet doen, zegt Leary, dan zou je bij iedere persoon die je ontmoet helemaal vanaf nul moeten beginnen. Iets waar ons brein geen mentale energie en tijd voor heeft.
Volgens Leary is het dan ook slim en efficiënt om mensen te categoriseren. Problemen ontstaan doordat mensen leden van hun eigen groep beter vinden dan die van een andere groep.
Onderzoeker Mackinnon ontdekte bovendien dat we van mensen die op ons lijken verwachten dat ze vaker onze mening delen, dat ze ons aardiger vinden en ons eerder accepteren.
6. We doen liever niets dan iets
John speelt een belangrijk tennistoernooi tegen een sterke tegenstander. Toevallig weet John dat zijn tegenspeler allergisch is voor cayennepeper.
Wat vindt je verwerpelijker: dat John zijn tegenspeler een gerecht aanraadt waarin cayennepeper zit verwerkt, of dat hij zijn mond houdt wanneer hij ziet dat zijn rivaal de schotel uit eigen beweging bestelt?
Terwijl de bedoelingen van John en het resultaat in beide gevallen precies hetzelfde zijn – een zieke tegenstander – vinden mensen de eerste optie het kwalijkst.
Dat bleek toen Jonathan Baron van de universiteit van Pennsylvania en zijn collega’s dit scenario voorlegden aan hun proefpersonen.
Psychologen noemen dit de omission bias: narigheid die voortkomt uit dingen die we nalaten, vinden we minder verwerpelijk en erg dan narigheid die voortkomt uit dingen die we doen.
Dat is zelfs het geval wanneer het onheil uiteindelijk groter is doordat we iets nalaten. Volgens Baron is dat in de praktijk terug te zien bij vaccinatieprogramma’s.
Sommige mensen kiezen er vanwege de kans op bijwerkingen voor om zichzelf of hun kinderen niet te laten inenten tegen een gevaarlijke ziekte; terwijl de gevolgen van de ziekte zelf vele malen groter zijn. Zo’n keus wordt vooral gemaakt als er onduidelijkheid bestaat rond de vaccinatie.
Dat we liever het lot op zijn beloop laten dan actief ingrijpen, blijkt ook uit psychologisch onderzoek naar morele dilemma’s. Wordt mensen bijvoorbeeld gevraagd of ze iemand uit een te volle reddingsboot in het ijskoude water zouden gooien om de overigen aan boord te redden, dan zijn weinigen daartoe bereid.
Terwijl het rationeel gezien natuurlijk slimmer is om tien mensen het leven te redden dan eentje. Hoewel sommige psychologen deze neiging bestempelen als een denkfout, werpt een recente studie door de Amerikaanse onderzoekers Daniel Bartels en David Pizarro ander licht op de zaak.
Ze ontdekten dat mensen die zich vooral laten leiden door praktische overwegingen – in welk geval blijven de meeste personen leven? – hoger scoren op nare karaktertrekjes zoals psychopathie en roekeloosheid. Misschien maar goed ook dat we er moeite mee hebben om iemand actief iets naars aan te doen.
7. We zijn makke kuddedieren
We zijn onafhankelijk. Kritisch. Maken onze eigen keuzes. Het laatste wat we doen is in de sloot springen omdat een ander dat doet. Tenminste, dat dénken we. In werkelijkheid laten we ons sterk leiden door wat andere mensen doen.
Klassiek onderzoek door de Amerikaanse psychologen Bibb Latane en John Darley laat zien hoe sterk anderen ons gedrag beïnvloeden. Deze onderzoekers lieten nietsvermoedende mensen wachten in een kamer die zich langzaam met rook vulde.
Soms zaten de proefpersonen in hun eentje in de kamer; soms in gezelschap van anderen – medewerkers van de onderzoeker – die stoïcijns reageerden op de rook die dikker en dikker werd.
Wat bleek? Waren de proefpersonen alleen, dan maakte bijna driekwart melding van de rook. Waren ze in gezelschap van passieve anderen, dan daalde dat percentage naar een schamele 10 procent.
Als andere mensen zich niet druk maken, dan zal het wel niets ernstigs zijn, redeneerden de proefpersonen blijkbaar.
Zelfs in situaties waarin het om onze eigen veiligheid gaat en wat zelfstandigheid te verwachten valt, apen we anderen dus na. Sociale bewijskracht, noemt emeritus hoogleraar marketing en psychologie Robert Cialdini dat in zijn boek Overtuigingskracht.
Sinds jaar en dag maken mensen er slim gebruik van. Cialdini schrijft over het verschijnsel claque, groepjes mensen die in de negentiende eeuw door Franse theaters werden ingehuurd om enthousiast te applaudisseren opdat anderen hun voorbeeld zouden volgen: de voorloper van die irritante lachband die onder veel comedy’s zit geplakt.
Een meer hedendaags voorbeeld is de straatmuzikant die alvast wat muntjes in zijn hoed stopt om meer geld in te zamelen. En de tv-reclame waarin mensen extatisch geluk bereiken dankzij een antiroosshampoo.
Cialdini meent dat het niet erg is dat we zulke na-apers zijn. Imiteren is een handige tactiek om te bepalen hoe we ons dienen te gedragen, vooral in onduidelijke situaties, zegt hij.
‘In de regel maken we minder fouten als we handelen in overeenstemming met sociale gegevens dan wanneer we ertegen ingaan.’ In de regel, want soms – als de kamer zich vult met rook – is het slimmer om zelf even kritisch na te denken.
Dat doe ik óók!
Je fouten wegmoffelen, jezelf bevoordelen… typisch menselijk gedrag dat de hele dag door leidt tot inconsequent en onhebbelijk gedrag. Wat zijn de ondeugden van onze lezers? 379 mannen en 2103 gaven vrouwen zich bloot.
- Stiekem naar jezelf kijken in de winkelruit. 84%
- Het achterste pak melk uit het schap pakken met de langste houdbaarheidsdatum (ook al drink je het snel op). 82%
- Proeven met de lepel die daarna weer in de pan gaat. 72%
- Een beschimmeld jampotje in de vuilnisbak mikken in plaats van uitspoelen en in de glasbak gooien. 70%
- Instemmend hummen als je met je (schoon)moeder belt, maar eigenlijk niet luisteren, omdat je bijvoorbeeld intussen tv-kijkt. 66%
- Zeggen: ‘Ik wil niet roddelen…’, en het dan toch doen. 63%
- Niet willen kijken naar een ongeluk op straat, maar het niet kunnen laten. 58%
- Sporten en daarna een extra wijntje of bak chips nemen omdat je het hebt verdiend. 52%
- Je kinderen verbieden te vloeken of snoepen, en het vervolgens zelf doen. 51%
- In de krant alleen het oppervlakkige (show)nieuws lezen. 47%
- Een afspraak afbellen en zeggen dat je ziek bent, terwijl je eigenlijk gewoon geen zin hebt. 46%
- Halverwege een verhaal erachter komen dat diegene het al aan je heeft verteld, maar het niet meer durven zeggen. 44%
- Facebooken, Wordfeuden of privé internetten onder werktijd. 45%
- Te veel opscheppen bij een buffet. 40%
- Stiekem genieten als die succesvolle vriend of vriendin een blunder maakt. 39%
- Sneller gaan fietsen of autorijden als je merkt dat je wordt ingehaald. 38%
- Als je partner zijn telefoon laat slingeren, stiekem zijn of haar sms’jes of mail lezen. 34%
- Een verjaardagskaart pas opsturen op de dag zelf, en de post de schuld geven als hij te laat is. 25%
- Stiekem spullen zoals tekeningen of boeken van je kinderen of partner weggooien. 27%
- Het huis nog even schoonmaken voordat de schoonmaakster komt. 22%