Heb je er ooit over gefantaseerd iemand te vermoorden? Die vraag stelde David Buss, hoogleraar evolutionaire psychologie aan de Universiteit van Texas, zeven jaar geleden aan zijn studenten. Tot zijn verbazing deed 91 procent van de jongens en 84 procent van de meisjes gedetailleerd uit de doeken hoe ze ooit serieus hadden overwogen iemand van het leven te beroven. ‘En dit waren aardige, intelligente kinderen uit de middenklasse,’ memoreert Buss in zijn recente boek The murderer next door. ‘Geen ontspoorde bendeleden.’
Aanleiding voor het mini-onderzoek was een feestje, waarop Buss een goede vriend van het ene op het andere moment zag veranderen van een vredelievende echtgenoot in een woesteling die er slechts met de grootste moeite van kon worden weerhouden zijn flirtende vrouw te vermoorden. Buss begon te twijfelen aan zijn overtuiging dat moorden hoofdzakelijk worden gepleegd door gestoorde of in een gewelddadige subcultuur opgegroeide mensen.
Gedurende een zevenjarig onderzoek, waarin hij 400.000 fbi-dossiers uitploos, 5000 niet uitgevoerde moordfantasieën optekende en 400 daadwerkelijke moordenaars ondervroeg, kwam hij tot de conclusie dat moord voor de mens een ‘normale’ overlevingsstrategie is. ‘Moord heeft niets te maken met het spelen van sadistische videospelletjes, opgroeien in armoede of met een gewelddadige vader,’ schrijft Buss. ‘Moordenaars zijn meestal gewone, verstandige mensen als u en ik. We moorden omdat het gedurende de ontwikkeling van onze soort zo onwaarschijnlijk veel voordeel bood in de harde strijd om de voortplanting.’