Filosofen en antropologen beweren dat lachen een uniek menselijke eigenschap is. Klopt dat ook?
‘Lachen wordt altijd geassocieerd met humor: de capaciteit om afstand te nemen van serieuze dingen, de relatieve kant van het leven te zien, het vinden van grappige elementen in beladen zaken en het ontdekken dat er een clou is. Lang is aangenomen dat dit allemaal eigenschappen zijn die uniek voor de mens zijn. Dan is het echter wel merkwaardig dat deze typisch menselijke, hoog ontwikkelde eigenschappen tot uiting komen in zo’n dwangmatige, reflexachtige en bijna orgastische ontlading van energie.
Darwin was een van de eersten die zich daarover verbaasde. Hij was ervan overtuigd dat alle complexe verschijnselen van het leven ontwikkeld zijn uit eenvoudiger vormen. Dit gold niet alleen voor lichaamsbouw en gedragingen, maar evenzeer voor de menselijke geest en zijn uitdrukkingen. Hij zag dan ook in de bestudering van het emotionele uitdrukkingsgedrag een van de meest veelbelovende mogelijkheden om aan te tonen dat zijn evolutietheorie een algemene, brede geldigheid zou hebben en ook de uitingen van de geest omvatte.
Onderzoek heeft het gelijk van Darwin aangetoond. Dat kun je bijvoorbeeld terugvinden in het zojuist opnieuw uitgegeven boek van Charles Darwin, Het uitdrukken van emoties bij mens en dier. De Amerikaanse psycholoog Paul Ekman heeft dit boek herzien en aangevuld met nieuwe feiten. Darwin gaat daar ook expliciet op de lach in. Maar mijn eigen vergelijkende onderzoek bij primaten laat zien dat de zaak ingewikkelder ligt dan Darwin destijds dacht.
Met de spieren rond de ogen en de mond kunnen we een veelheid aan bewegingen maken en zo allerlei gezichtsuitdrukkingen laten zien. Maar denk niet dat deze spieren alleen bestaan om zulke uitdrukkingen te maken, want waarschijnlijk zijn ze ontwikkeld om een heel andere reden. Bij de meeste diersoorten vinden we nauwelijks gelaatsspieren. Dit geldt voor vogels, reptielen, amfibieën en vissen. Een dier als de krokodil heeft geen lippen of wangen. Dit heeft te maken met de manier waarop ze hun voedsel vangen. Een krokodil vangt zijn prooi en slikt hem door, vogels doen met ander voedsel hetzelfde. Maar wij zoogdieren kauwen ons voedsel en vermalen het in onze mond. Dit wordt mogelijk gemaakt door de gezichtsspieren. En dat is niet alles. Als zoogdieren zuigen we aan de moederborst met behulp van een even complex als ingenieus pompsysteem, dat gebaseerd is op de spieren in onze lippen en wangen. Zo hebben ook de spieren rond de ogen en de oren specifieke functies.’