Ik wil met een zacht dekentje diep in de bank. Schuilen in mijn hol, het is er het seizoen voor. En het jaar bovendien.
Hoe kan ik je troosten? Etiquette voor moeilijke situaties
Hoe troost je een kennis wiens moeder is overleden en wat zeg je tegen de ernstig zieke buurvrouw? U...
Lees verderOpruimen, dat helpt soms ook. Stapeltjes maken van de kleren van de meisjes. Ik sta in hun kamer en schud de dekbedden op. Kijk nou, daar tussen hun eigen knuffels aan het voeteneind ligt Joop. Mijn oude kameel, plat als een pannenkoek. Joop was mijn liefste hoofdkussen; mijn nek paste precies tussen de hals en de voorpoten. Tientallen keren hing Joop al boven de zak van Max – hoe lang wil je je kinderjaren met je meeslepen? Maar ik kon het niet. Zoveel tranen heeft hij al opgezogen, zoveel verdriet is weer opgedroogd. Ik druk mijn neus even in zijn vacht.
Vandaag mag Joop mee naar beneden, naar de bank.
Transitional objects, noemen psychologen ze. Troostobjecten. Het zachte dekentje, de speen, de beer. Surrogaat voor moederliefde; steun bij afwezigheid van de primaire hechtingsfiguur. Ik lig onder mijn dekentje met Joop en Google. Interessante bevinding: troostobjecten komen minder voor in culturen waar kinderen de hele dag samen zijn met hun ouders. Net zoals peuters meer blijken te hechten aan hun knuffels als ze volle dagen naar de opvang gaan.
Denk aan de aapjes van Harlow. Liever een pluchen moeder zonder melk dan een ijzerdraadframe dat je honger stilt. Warmte, zachtheid: de meest dierlijke vorm van troost.
Vandaag is zo’n dag. Laat me maar even, het komt wel weer goed. Ik ga thee maken voor in mijn hol. Straks een stuk fietsen.
Buiten is het schoongewaaid. Maak je rug lang, zegt de yogajuf. Rol werveltje voor werveltje omhoog; kijk naar boven; voel hoe er ruimte komt. Dit is zo’n dag die ik vroeger te lijf was gegaan met rode wijn, kaaskoekjes en zelfbeklag. Nu met thee en yoga. Er is gelukkig zoiets als vooruitgang.
Avond. De vriendin die aanwaait omdat ik het te laat vond om nog af te zeggen. We zitten op de bank, we drinken thee. Ze vraagt hoe het gaat en dit keer zeg ik het gewoon.
Ze zegt precies wat ik moet horen. Waardoor ik meteen weet: wat goed dat ik de luiken toch weer opendeed. Wat ontzaglijk fijn dat jij er bent, en dat ik je binnenliet.
Want jezelf kunnen troosten is een onmisbare vaardigheid voor donkere dagen. Maar als we elkaar kunnen troosten – dan breekt de hemel open.