Voor ik het wist, was ik in een hevig gevecht verwikkeld met 50 kilo oude woonbladen. Vervolgens klonk er gerommel uit de trapkast. De pakjes viltstiften, inpakpapier en plakband waren slaags geraakt met de kapotte telefoons en ‘handige dingen’ die daar al jaren lagen. Het kostte me een uur om ook daar orde op zaken te stellen.
Ik was nog niet klaar of de oude kindertekeningen begonnen te zeuren wanneer ik ze nou eens van een jaartal zou voorzien en netjes inplakken in een mooi boek. ‘Nooit!’, gilde ik, ‘ik weet niet eens meer wat jullie voorstellen!’
Ze bonden een beetje in, maar ik hoorde ze nog mopperen in hun krat toen ik ze zonder pardon in de berging parkeerde. Zo, daar had ik de komende jaren geen omkijken meer naar. Hebben we te veel spullen? Reken maar.
In de winkel doen ze zich nog verleidelijk voor als je beste vrienden, maar laat ze je huis binnen en ze nemen de boel over – tot de boeken van hun planken puilen en de glazen tegen de kastdeurtjes rammelen. En wil je daar resoluut een einde aan maken, dan fluisteren ze je geniepig in: ‘Ga toch groter wonen!’
Nooit intrappen, natuurlijk – dan is er namelijk geen enkele noodzaak meer om lelijke Disney-glazen en half gelezen boeken naar de kringloop te brengen. Beter is het om gewoon elk jaar die kubieke meters terug te winnen op je eigen troep, en te genieten van de opluchting als je de slag tegen de spullen weer gewonnen hebt.
Minstens zo heerlijk is het om schoon schip te maken in je eigen hoofd. Gewoon, al die losse eindjes eruit: de halve beslissingen, de ‘ik zou eigenlijks’, de sluimerende ergernissen, dat gedoetje met die vriendin of collega dat nog steeds onuitgesproken in de lucht hangt.
Ingewikkelde plannen die meer energie kosten dan plezier opleveren: weg ermee. Onnodige schuldgevoelens: hup, bij het grofvuil. De bezem erdoor, even afnemen met een doekje en lekker laten opdrogen in de voorjaarszon.