Opa buurman bleef er wonen tot zijn dood, ook nadat oma er allang niet meer was. En elke mooie avond kuierde hij langzaam langs de weg waar de knotwilgen in de lage zon lange schaduwen overheen wierpen.
Ik kan zijn silhouet nog uittekenen – een tengere man op grote klompen, de platte boerenpet boven het smalle nekje. Hij schuifelde langs het stuk met de populieren, langs het kale eind zonder bomen, tot aan het volgende huis en weer terug. Avondnevel trok op uit de sloten. De koeien alweer op stal, soms loeide er eentje. Een kerkklok in de verte.
We hebben twee dingen nodig voor ons welbevinden, zegt de positieve psychologie: plezier en voldoening. Plezier zit in het vermogen om te genieten. Voldoening is het gevoel dat je een zinvol leven leidt – omdat je goed bent in wat je doet, je verbonden weet met de mensen om je heen, en omdat je een zekere mate van vrijheid ervaart in je levenskeuzes.
Opa buurman kwam uit een andere tijd. Hij had raar opgekeken van onderzoek naar geluk, of zelftests om te bepalen hoe goed je kunt genieten. Maar je kon zien dat hij het wel deed.
Hij maakte zijn wandelingetje langs de slootkant, het erf van zijn zoons dat er netjes bij lag, de weilanden aan de overkant waarin de schapen leken te dobberen op de avondmist, en je zag dat hij zijn goedkeuring gaf aan de wereld. Kijk, daar gaat opa buurman, zei mijn moeder dan. En ik wist dat zij het ook zag.
Mijn ouders wonen er nog steeds. Soms, als ik op een mooie avond naar buiten kijk en de zon staat laag, zie ik hem nog lopen. En hij ziet dat het goed is.