Het is zondag een uur of zes en ik stiefel een restaurant in. Ik had een matige dag. Zoonlief had iets voetbalbelangrijks maar ging door zijn rug. Die brak niet, maar mijn hart wel, vanwege mijn tiener die deze teleurstelling moet zien te verwerken.
Zojuist zat ik ernaast toen de chiropractor met een krak de boel weer op zijn plek poogde te krijgen. Mijn kind sloot volwassen zijn ogen, erop vertrouwend dat het goed komt (wat ook zo is) en ik de mijne omdat de tranen erin stonden.
Maar nu ben ik in mijn favoriete horecagelegenheid en tref Barbara en haar vriendinnen. De meesten ken ik al, want Barbara is een van de royaalste mensen die ik ken en deelt graag haar vriendschappen. Ze knoopte ons op een verjaardag aan elkaar en nu zijn we een appgroep verder en ontstaan er afspraakjes zoals deze.
Het is opmerkelijk. Vroeger dacht ik dat je na je dertigste geen nieuwe vrienden meer zou maken. Je vriendenkring, dat waren de mensen die je in je jeugd, op de middelbare of in je studententijd ontmoette en daar bleef het bij.
Wist ik veel dat zeker vijf van mijn huidige hartsvriendinnen collega’s zijn, dat drie andere maatjes van het schoolplein komen en dat een fietsclubje me nog meer kameraden opleverde.
Vroeger was ik bang voor clubjes. Vooral voor clubjes vrouwen. Vrouwen onderling, die konkelden, die roddelden, die deelden gemene sneertjes uit waarvan ik me pas een paar uur later zou realiseren: wat een rotopmerking was dat eigenlijk.
Dat gevoel komt ongetwijfeld bij mijn moeder vandaan. Zij was de ultieme solist en voelde in sociale settings eerder dreiging dan eenheid en vriendschap. Het heeft me bijna vijftig jaar gekost om te snappen: ik ben helemaal niet zo. Ik ben juist iemand die zeer goed gedijt in gezelschap. Ik heb me als enig kind vaak genoeg alleen gevoeld; hoe meer ik me in warme groepen opgenomen weet, hoe beter.
Groucho Marx zei ooit: ‘I don’t want to belong to any club that would accept me as one of its members’, wat ik inmiddels een onbegrijpelijk citaat vind. Ik ben dol op clubjes. Nee, niet op alle, uiteraard.
Als ik morgen word uitgenodigd voor het Genootschap van Witte Oudere Mannen Met Seksistische Praatjes, dan bedank ik vriendelijk. Ook hoef ik niet bij de Vereniging van Havermelkelitejongeren want daar ben ik veel te oud voor. En evenmin ga ik op de sociale club die Tiktok heet, want ik probeer juist minder aan social media te doen. Ik doe liever aan live media.
En dus stap ik op zaterdagmorgen het koffietentje in waar altijd wel een van mijn buurtvriendinnen aan de cappuccino zit. Op de sportschool blijf ik lekker lang hangen met mijn groepje potige kickboksmaten.
En vanavond klets ik mijn sores van me af bij de vriendinnen van Barbara, die langzaamaan ook als de mijne gaan voelen. Ik ben eruit: ik houd van clubjes. En van vrienden. Hopelijk maak ik ze mijn hele leven lang.