Laatst was ik op bezoek bij mijn 97-jarige oudoom in zijn aanleunwoning. In de gemeenschappelijke bewonersruimte zong die middag een koor.
Het zaaltje was krap, met opeengepakte rijen stoelen, waarvan de leuningen dicht tegen elkaar aan waren geschoven. Rechts van mij begon een hoogbejaarde dame met waterige, lichtblauwe ogen een gesprekje met me.
Over haar alsmaar uitdunnende familie, hoe ze dagenlang alleen voor het raam zat. Haar zorgvuldig opgemaakte gezicht en de milde zeepjesgeur om haar heen ontroerden me.
Tijdens het optreden lagen onze armen vlak naast elkaar op de leuningen. Een paar keer verschoven we op precies hetzelfde moment in onze stoelen. Onverhoopt raakten onze handen elkaar. Automatisch trok ik me terug.
Maar zij liet steeds haar hand liggen, alsof zij de lichte gêne van een plotselinge aanraking van een onbekende allang voorbij was. Haar eenzaamheid was daar misschien te groot voor.
Het omgekeerde effect dat leven in afzondering kan hebben, zie ik vaak in mijn werk. De lichamen die jarenlang opgesloten zitten in een gevangeniscel verharden juist. Ze nemen steeds meer afstand van elkaar.
Toch laat ons aangeboren verlangen naar de intimiteit van aanrakingen zich niet makkelijk uitdoven. Niet door een gevangenisstraf, niet door een harde opvoeding. Wel kan dit verlangen vreemde, verwrongen vormen aannemen.
Zo onderzocht ik een oudere man die een fikse gevangenisstraf uitzat vanwege een lange serie gewelddadige berovingen. Hij had daarbij een heel specifieke modus operandus.
Een paar keer per maand ging hij op pad met een bivakmuts en een wapen. Door te dreigen en harde tikken uit te delen, maakte hij mensen geld afhandig. Dat spendeerde hij altijd aan hetzelfde: prostitueebezoek.
Geweld gebruiken ging hem makkelijk af. Hij was ermee opgegroeid. Nadat zijn moeder jong was overleden, werd de man opgevoed door zijn vader. Die wilde koste wat het kost een ‘echte man’ van hem maken.
Dat ging alleen bij hem niet zo makkelijk als bij zijn broers. Hij was klein van stuk, schriel en huilde snel. Op zijn tranen volgde altijd een mep. ‘Na een tijd ging ik het bijna opzoeken,’ vertelde hij. Dan werd hij in elk geval niet genegeerd.
Gaandeweg deden de klappen ook geen pijn meer. Het was simpelweg nog de enige vorm van contact die hij met zijn vader had. Tot hij in een internaat werd geplaatst. Daar was er geen enkele vorm van aanraking meer.
De man groeide uit tot een stille, maar sluwe kerel, die alleen voor zichzelf leefde. Geen vrienden, geen contact met zijn broers. Vrouwen vertrouwde hij niet. Hij wilde alleen prostituees, en steeds andere.
Bij hen moest en zou hij een paar keer per week tijd doorbrengen. ‘Anders word ik somber.’ Nu hij vastzat, waren zij ook de enigen die hij miste. Tijdens het politieonderzoek gingen rechercheurs bij een aantal van hen langs.
De vrouwen herinnerden zich hem allemaal als een makkelijke klant. Hij kwam niet voor seks. Het enige dat hij wilde, was bij hen liggen. Een uur lang stilliggen, huid tegen huid. Intimiteit met een onbekende, de enige intimiteit die hij nog verdroeg.