Stap 1: onderzoek je basisbehoeften
Geef achter elke afzonderlijke behoefte aan hoe belangrijk deze is, op een schaal van 1 (zeer onbelangrijk) tot 7 (zeer belangrijk).
- Lichamelijk welzijn:
Vragen die kunnen helpen: Vond ik het als kind fijn om veel te bewegen? Welke rol hadden en hebben sport en beweging in mijn leven? Kan ik omgaan met fysieke beperkingen? - Geborgenheid:
Hulpvragen: Genoot ik van de geborgenheid van het gezin, tussen vrienden en op school? Krijg ik nu voldoende aandacht en affectie van mijn partner en vrienden? Heb ik er veel last van als de sfeer thuis even niet goed is? - Sociale erkenning en status:
Was ik als kind vaak op zoek naar erkenning van mijn ouders en leraren? Hoe ging en ga ik om met afwijzing? Wat was en is mijn positie in de klas, in vrienden- of sportgroepen, ben ik bijvoorbeeld graag de leider, of ben ik liever vrij onzichtbaar? Hoe belangrijk vind ik het om erkenning te krijgen voor mijn werk? - Zelfontplooiing:
Hoe heb ik me altijd ontwikkeld in vergelijking met anderen, en hoeveel ben ik daarmee bezig? Hoe belangrijk vind ik het om mijzelf te blijven ontwikkelen? - Persoonlijk succes:
Hoe belangrijk was het voor mij als kind om persoonlijk succes – denk aan hoge cijfers, een beker winnen, complimenten krijgen – te ervaren? Ben ik op dit moment tevreden met mijn successen? Streef ik voortdurend succes na? - Bestaanszekerheid:
Hoe zeker waren we vroeger thuis van een goed bestaan? Zijn er angsten en zorgen op dit gebied die ik heb overgenomen van mijn ouders? Hoe belangrijk vind ik een zeker inkomen en voldoende bezit?
Stap 2: onderzoek je competenties
Onderzoek nu je competenties: in welke mate bezit je onderstaande vaardigheden, op een schaal van 1 (laag) tot 7 (zeer hoog)? Het helpt om jezelf te vergelijken met anderen en ook het oordeel van je ouders, studiegenoten, partner, collega’s of vrienden hierbij mee te wegen.
- Sociaal:
Hulpvragen: Hoe handig was ik als kind in de omgang met anderen, en hoe gaat dat nu? Hoe goed kan ik me inleven in anderen? Hoe onderhoud ik mijn vriendschappen? - Talig:
Hoe goed kon ik me als kind uitdrukken – in woorden en op schrift? Schrijf ik makkelijk, vertel ik graag? - Muzikaal:
Hield ik als kind van muziek, zingen of dansen? Wat doe ik daar tegenwoordig mee? - Figuraal-ruimtelijk:
Hoe graag tekende of knutselde ik als kind? Hoe goed is mijn oriënteringsvermogen, bijvoorbeeld in een vreemde stad? - Temporeel-planmatig:
Kon ik als kind goed mijn huiswerk plannen en op tijd vertrekken? Ben ik tegenwoordig in staat om op tijd te komen, planningen te maken en me daaraan te houden? - Motorisch-kinesthetisch:
Klom ik als kind graag in een boom, deed ik graag balspelletjes? Hoe zijn mijn grove en fijne motoriek ontwikkeld? - Fysieke verschijning:
Kreeg ik vroeger veel aandacht of werd ik vaak over het hoofd gezien? Hoe reageren mensen tegenwoordig op mijn verschijning? Zit ik lekker in mijn vel? Besteed ik veel aandacht aan mijn uiterlijk?
Stap 3: herken fit- en misfit-situaties
Neem een slechte periode uit je leven in gedachten – zoals een vervelende schooltijd, periode van ziekte, een baan waarin je ongelukkig was – en stel jezelf de volgende vragen: welke basisbehoeften bleven onvervuld? Welke competenties waren ontoereikend? Welke overtuigingen zaten mij misschien in de weg? (Denk aan gedachten als: je doet het pas goed als je minimaal achten haalt. Of: je moet doorzetten, altijd!) Wat hielp me om deze periode te overwinnen of achter me te laten?
Neem nu een heel fijne periode uit je leven in gedachten – een fijne baan, een leuke studietijd, een reis – en stel jezelf de volgende vragen: welke basisbehoeften kon ik in deze goede periode vervullen? En welke competenties hebben daar in het bijzonder aan bijgedragen? Hoe sloot deze fase aan op mijn overtuigingen? Welke rol speelde ik zelf, welke rol speelde de omgeving?
Wat kan ik? Wat wil ik?
Dat je ergens goed in bent, wil nog niet zeggen dat je er ook gelukkig van wordt. Volgens onderzoeke...
Lees verderStap 4: onderzoek nu de match tussen jou en je omgeving
In hoeverre zijn mijn basisbehoeften en competenties, mijn verwachtingen en overtuigingen in harmonie met mijn (gezins)leven?
In hoeverre zijn mijn basisbehoeften en competenties in harmonie met het werk dat ik doe? Krijg ik voldoende erkenning? Kan ik de prestaties leveren die van mij worden verwacht? Of werk ik juist onder mijn niveau? Worden niet alleen mijn competenties benut, maar ook mijn basisbehoeften vervuld?
Hoe herken je een mismatch?
Natuurlijk kun je niet de hele tijd in harmonie met je behoeften en omgeving leven. Sterker nog, in ieders leven doen zich aan de lopende band kleine misfit-problemen voor. Niks mis mee, zegt kinderarts Remo Largo, want die geven ‘eustress’: positieve stress die je ertoe aanzet om dingen te veranderen. Als de administratie bijvoorbeeld te lang blijft liggen, krijg je vanzelf een onbehaaglijk gevoel waardoor je er uiteindelijk even goed voor gaat zitten. En de behoefte aan bestaanszekerheid weer vervuld is.
‘Maar soms gaat eustress over in distress, negatieve stress, en dat gaat gepaard met heel andere alarmsignalen: terugkerende hoofdpijn, slapeloosheid, soms zelfs een depressie. Distress ontstaat vooral wanneer er prestaties van ons worden verlangd die voorbijgaan aan onze competenties en botsen met onze behoeften. Vaak op het gebied van werk, maar een misfit-situatie kan betrekking hebben op elke basisbehoefte. Te weinig affectie thuis, te weinig erkenning van je partner, te weinig geld op de bankrekening…
Worden je psychologische basisbehoeften vervuld?
Van misfit naar fit
Wie zichzelf beter begrijpt, krijgt meer grip op het leven en zet een grote stap op weg naar een tevreden leven. Naast inzicht zijn vervolgens ervaringen nodig: hoe is het als ik mijn werk net iets anders inricht, zodat mijn competenties beter uit de verf komen? Wat verandert er als ik twee avonden in de week Chinees ga leren in plaats van Netflixen, en zo mijn behoefte aan zelfontplooiing meer aan bod laat komen? Met positieve nieuwe ervaringen kun je ongelukkig makende situaties ombuigen naar omstandigheden die bij je passen.
Meer lezen over hoe je je competenties en basisbehoeften op elkaar laat aansluiten? Lees ‘Wat kan ik? Wat wil ik?‘