Het gebeurt niet zo vaak, maar op sommige avonden ben ik getuige van een vreemd fenomeen. De maan, die normaal als klein zilveren ballonnetje tegen de hemel staat, is opeens veranderd in een gloeiende schijf. Laag en vol hangt hij aan de horizon, en hij lijkt enorm. Kijk deze zomer maar eens naar de hemel op 18 juli, rond half elf, of op 16 augustus, na negenen – dan kunt u het zelf zien.
Natuurlijk is de maan zelf altijd even groot. Ook verandert de afstand tussen de aarde en de maan niet als hij hoger of lager staat. Wat we zien, kán dus geen correcte afspiegeling van de werkelijkheid zijn. En toch weten we het zeker: de maan is gegroeid! Houden onze ogen ons voor de gek? Of zijn het onze hersenen?
Patronen zoeken
Het ligt voor de hand te denken dat je ziet met je ogen. Toch komt visuele waarneming voor een groot deel op het conto van het brein. Wat je ziet, krijgt pas betekenis als je brein aan de slag gaat met de visuele informatie die binnenkomt. Pasgeboren baby’s zijn al in staat om vlekkenpatronen waar te nemen, maar voor een baby betekenen die vlekken niks. Pas