Wat was uw lijfboek in uw puberjaren?
‘Verhalen van de tweelingbroers van Tonke Dragt, over twee klonen in een middeleeuwse exotische setting. Ik was een ziekelijk nieuwsgierig jongetje en alles wat anders en nieuw was, werkte magnetisch op mij. Dat nieuwsgierige heb ik nog altijd, vooral naar onbekende oorden.’
Bij welk boek heeft u hardop gelachen?
‘Op de middelbare school lazen we klassikaal Gevederde vrienden van Jan Wolkers. Ik moest ineens vreselijk lachen om een passage, kon niet meer stoppen en werd de klas uitgestuurd. Die middag zocht ik in de bibliotheek wat die Wolkers nog meer had geschreven. Het was mijn eerste – overweldigende – kennismaking met literatuur.’
Met welk boekpersonage voelt u zich verwant?
‘Met Robinson Crusoe uit het gelijknamige boek van Daniel Defoe, die op een onbewoond eiland strandt. Ik ben verzot op eilanden. Zo vertrek ik binnenkort voor een tripje naar de Canarische Eilanden. Zittend en vissend op zo’n eiland voel ik me verbonden met de eeuwige, onmetelijke, mysterieuze zee en tegelijk met de kosmos.’
Wat ligt er nu op uw nachtkastje?
‘Tropenkolder van primatoloog Marc van Roosmalen. Hij heeft zijn leven opgeofferd voor het Braziliaanse Amazonegebied, om er apen te redden van ontbossing. Met ongenadige tegenwerking van autoriteiten, bedrijven, toeristen en soms zijn eigen medewerkers. Goddank bestaan er mensen zoals hij, want zelf ben ik te laf voor dat soort epische gevechten.’