In de gebroeders-Grimm-versie van Assepoester vraagt vader voor hij op reis gaat aan zijn dochters wat hij voor ze mee zal brengen. Mooie kleren, zegt de ene stiefzuster. Parels en edelstenen, draagt de ander haar vader op. Assepoester, nog rouwend om het verlies van haar moeder, vraagt slechts iets kleins: ‘Vader, als op uw terugreis een takje tegen uw hoed stoot, brengt u dat dan voor me mee?’
‘Goed genoeg’ is al voldoende
Journaliste Karin Amstutz wordt weleens doodmoe van alles wat moet en kan. John Naish laat zien hoe ...
Lees verderEenmaal terug overlaadt vader zijn stiefdochters met wat ze voor zichzelf gewenst hadden. Assepoesters bescheiden wens brengt haar een takje van een hazelaar. En terwijl de stiefzussen zich uitdossen in hun nieuwe jurken en hun hals en armen behangen met edelstenen, plant Assepoester het takje op het graf van haar moeder.
Haar tranen doen het takje uitgroeien tot een volwassen hazelaar. En diezelfde hazelaar brengt Assepoester, door een baljurk en schoentjes tevoorschijn te toveren, uiteindelijk waar ze zo dolgraag zijn wil: op het bal van de prins.
In sprookjes en legenden is het zo klaar als een klontje. De deugd, het goede gedrag, wint het. Het bescheiden meisje dat leeft in verbondenheid met de natuur en de mensen, krijgt aan het eind van het verhaal een gelukkig leven. De prins zoekt na het bal, met een zilveren schoentje in de hand, stad en land af naar de vrouw met wie hij danste.
Terwijl haar materialistische stiefzusters hun tenen en hiel afsnijden om maar in het schoentje te passen, blijft Assepoester op de achtergrond tot er naar haar gevraagd wordt. En als de schoen dan het glimlachende meisje past, trouwt Assepoester met de prins en vindt ze het geluk – waar haar zussen met hun opeisende gedrag juist hun ogen verliezen en gedoemd zijn om blind verder te leven.
Like me-lawine
Dat is hoe we het mooi vinden. Ook in de echte wereld. Bescheiden mensen vinden we leuker dan arrogante, blijkt uit onderzoek van sociaal psycholoog Barry Schlenker. En arrogante politiek leiders kunnen minder op onze sympathie rekenen dan bescheiden types. Als die eersten verlies boeken, vinden we bijvoorbeeld eerder dat ze dat ‘verdienen’.
Hoog opgeven over jezelf, of zaken opeisen op grond van je positie, dat hoort niet. Lof en liefde zijn dingen die je moeten toevallen. De miljardair Warren Buffett heeft dat goed begrepen. Hij is de op twee na rijkste man van de wereld, maar hem zul je er niet over horen.
Nog altijd woont hij in het bescheiden huis dat hij in 1958 kocht, in een heel gewone buurt. Hij speelt er graag op zijn ukelele. Niks geen paleis of dikke Bentley, en een flinke verhoging van de belastingen voor miljardairs graag, want dat hij relatief minder belasting betaalt dan zijn eigen secretaresse vindt hij erg vreemd.
Maar mensen zoals Buffett moet je zoeken met een vergrootglas. Ze raken ondergesneeuwd in de lawine aan retweet me’s op Twitter en like me’s op Facebook. Op LinkedIn is het een goed gebruik om zelf aan anderen te gaan vragen of ze je willen aanbevelen. En als je genomineerd bent voor een prijs – nadat je jezélf als meedingende kandidaat hebt aangemeld – is het helemaal niet vreemd als je je complete netwerk optrommelt om op jou te stemmen.
De vraag of jouw boek/film/kunstwerk/project ook daadwerkelijk door de stemmers gewaardeerd wordt – of ze überhaupt tot de doelgroep behoren – is daarbij niet echt van belang. De ander moet gewoon even zeggen dat jij goed bent. Zodat jij een prijs wint. Die jou toekomt. Want jij bent de beste.
Narcistische kinderen
Waarom zijn er zoveel mensen gaan denken dat het zo ontzettend belangrijk is wat ze zeggen of doen? Want dat het er steeds meer zijn, daarvoor is weliswaar nog niet veel bewijs, maar duidelijke aanwijzingen zijn er wel, schrijft psycholoog Jan Derksen in zijn boek Het narcistisch ideaal.
Hij haalt onderzoek aan van de Universiteit van San Diego, waarin de mate van narcisme bij 16.000 studenten werd vastgesteld. In 1979 vertoonde een derde van de studenten bovengemiddeld veel narcistische trekken. Bijna dertig jaar later, in 2006, waren dat er twee keer zoveel: twee derde van de studenten vond zichzelf bovengemiddeld belangrijk.
En onderzoekers van Derksens projectgroep ‘Verandering in gedragsstijl’ aan de Radboud Universiteit van Nijmegen constateerden in diepte-interviews met politieagenten, treinconducteurs, huisartsassistenten en leerkrachten een toename in assertief en extravert gedrag. Leerlingen gedragen zich volgens leraren mondiger, vrijer, opener en gemakzuchtiger. ‘Als een leerling tegenwoordig iets te melden heeft, roept hij of zij dat direct en hardop in de klas.’
Wie het blog van gepensioneerd universitair hoofddocent sociologie Henk de Vos leest, zou kunnen concluderen dat de competitieve samenleving al die onbescheidenheid in de hand werkt. Als hun omgeving niet veilig is en er is geen vertrouwen, voelen veel mensen zich genoodzaakt hun kwaliteiten op te blazen en goede resultaten te benadrukken, schrijft De Vos.
‘Als anderen bescheiden zijn, dan kun jij dat ook zijn,’ licht hij verder toe per mail. ‘En ben je het ook graag. Maar als anderen zichzelf verheffen, dan zit er weinig anders op dan mee te doen. Daarmee is bescheidenheid niet een individuele eigenschap, maar een “prestatie” die collectief tot stand komt.
Net zo wordt zelfverheffing gemakkelijk uitgelokt als iedereen het ook van anderen verwacht. Zoals in een bedrijf als de zoveelste reorganisatie eraan komt: iedereen spant zich in om zich beter voor te doen dan hij is, om te laten zien waarom juist hij of zij onmisbaar is.’
Psycholoog Derksen betoogt dat de opvoeding voor een groot deel debet is aan de toegenomen onbescheidenheid. ‘Een gemiddelde Nederlandse kleuter voelt zich zonder veel aarzeling het centrum van de wereld,’ legt Derksen uit, en daar ligt voor ouders een taak.
Een wat onbescheiden houding zit in de mens en dat is nodig ook, want een gezonde dosis narcisme helpt om het zich ontwikkelende zelfgevoel op te bouwen en het idee te krijgen dat je iets kunt bereiken in het leven. Idealiter brengen de ouders vervolgens de ruwe realiteit in een elegante verpakking dichterbij, aldus Derksen – maar dat deel laten ze te vaak liggen.
In Aziatische landen zijn ze daar een stuk beter in. Daar worden kinderen inderdaad opgevoed met bescheidenheid en nederigheid hoog in het vaandel. In een onderzoek van ontwikkelingspsycholoog Ann Cameron en collega’s kregen Canadese en Chinese kinderen van 7 tot 11 jaar verschillende verhaaltjes voorgeschoteld.
De hoofdpersoon vertelde op variërend opschepperige wijze over een goede daad die hij had gedaan, of loog daar juist een beetje over – om niet met zijn daad te koop te lopen. Canadese jonge kinderen hadden er het minst moeite mee als de hoofdpersoon in geuren en kleuren vertelde over zijn goede daad: het was tenslotte de waarheid.
Hoe ouder de kinderen, hoe vaker daar ongemakkelijke gevoelens bij kwamen kijken. En de Chinese 11-jarigen hadden er het meest moeite mee; zij toonden veel meer waardering voor het bescheiden leugentje dan de opschepperige waarheid.
Weg met die scrupules
Niet die pauwenveren opzetten, dat krijgen Aziatische kinderen met de paplepel ingegoten. De 9-jarige die voor een spelshow op televisie vertelt dat hij hoogbegaafd is, hoe hoog zijn iq precies is (heel hoog) en daaraan toevoegt ‘Ik ben dus eigenlijk geniaal’, zul je op een Chinees podium niet gauw aantreffen.
Maar wat is er eigenlijk mis mee? Die jongen doet toch niks af aan de feiten – hij ís toch geniaal? En trots zijn op wat je kunt, dat is toch ook een deugd? Was het meisje dat aan het begin van het So You Think You Can Dance-seizoen ‘nee’ antwoordde op de vraag of ze dacht dat ze het programma zou kunnen winnen, niet totaal ongeloofwaardig? Als je beter danst dan Dan the man zelf, moet je dan niet gewoon hardop zeggen dat je ja, inderdaad, dit dansprogramma wel eens zou kunnen winnen? Dat is toch ook wat een goed zelfbeeld is: weten wat je kunt?
De filosoof Michel de Montaigne vond van wel. Ben je ergens goed in, dan moet je al die plichtplegingen achterwege laten en gewoon zonder scrupules kunnen vertellen wat je kunt. ‘Is het Caesar, laat hij zichzelf dan onbeschroomd de grootste veldheer ter wereld vinden.’ Zijn collega David Hume was het daar niet mee eens.
Het is de Vlaamse filosoof Hans Maes die deze filosofen hun ideeën nog eens laat uitleggen in zijn boek Bescheidenheid, trots en ijdelheid. Maes promoveerde op het onderwerp. ‘De mens is nou eenmaal partijdig tegenover zichzelf,’ vat hij Humes woorden samen. ‘Indien we elke keer lucht zouden geven aan die partijdigheid, zou dat binnen de kortste keren tot de grootste onenigheid leiden. Niet alleen omdat iedereen van mening zou verschillen, maar ook omdat ieders trots gekwetst zou worden door de trots van anderen.’
Veel te rooskleurig
Psychologisch onderzoek kon Humes visie in de eeuwen die volgden bevestigen: mensen hebben gemiddeld genomen inderdaad een veel te rooskleurig beeld van zichzelf. Maar ook al valt je zelfbeeld wél exact samen met de werkelijkheid (zie de hoogbegaafde jongen), dan nog ervaren we het als onbescheiden wanneer je je daarover uitspreekt.
Stel, zegt Maes, een muziekkenner laat een bevriende journalist de muziek van een geniaal pianist horen. Ze zijn het erover eens: dit is de beste Beethoven-vertolker ter wereld. Op een dag krijgt de journalist de gelegenheid om de man te interviewen. Maar nog voor hij de pianist een compliment kan maken, steekt deze zelf van wal: ‘Ik ben geniaal. Niemand vertolkt Beethoven zo mooi als ik.’ De journalist vindt dit hoogst ongepast, net als zijn vriend de muziekkenner. Waarom?
Is het de trots van de ander, die daardoor gekrenkt wordt – zoals Hume suggereerde? Niet per se – de meeste mensen weten wel van zichzelf dat zij niet de beste pianist ter wereld zijn. Dus erg pijnlijk hoeft het niet te zijn als een ander dat dan wel is.
Aan de basis van bescheidenheid
Nee, zegt Maes, het is de toe-eigening van het compliment die problemen geeft. Hoe waar iets ook is, het opeisen maakt dat een uitspraak onbescheiden wordt. Maes vergelijkt het met de regels rondom een cadeau. Veronderstel dat je ’s avonds naar een belangrijke vergadering moet en de buurvrouw past op, terwijl ze eigenlijk andere plannen had. Dan kun je dat zo aardig vinden dat je je voorneemt een cadeautje voor haar te kopen. Maar als je thuiskomt en de buurvrouw zegt kribbig: ‘Nu zou je me eigenlijk toch een cadeautje moeten geven,’ dan ervaar je dat als heel ongepast. Waarom?
‘Wie zich een cadeau of compliment toe-eigent of dat opeist, doet dat nooit met recht,’ zegt Maes. ‘Men heeft immers strikt genomen nooit recht op een geschenk. Of op een compliment. Let wel, de pianist verdient misschien dat compliment. Net zoals de buurvrouw het geschenk verdient. Maar dit betekent nog niet dat zij dat mogen claimen.’
Volgens Maes gaat het bij bescheidenheid om het besef daarvan: dat er een asymmetrie is tussen wat anderen mogen zeggen (of denken) over een persoon, en wat die persoon mag zeggen (of denken) over zichzelf. ‘De muziekkenner kan (in alle waarheid en oprechtheid) de pianist een compliment geven, maar de pianist mag zich dit compliment niet toe-eigenen.
Het is deze asymmetrische structuur die aan de basis ligt van bescheidenheid. Wie die structuur respecteert, is bescheiden. Wie haar doorbreekt, is onbescheiden. Bescheidenheid vereist niet dat men zich anders voordoet dan men in werkelijkheid is. Bescheidenheid vereist veeleer het besef dat men geen aanspraak kan maken op de waardering van anderen. Die waardering moet door anderen geschonken worden.’
Onbegrensde bescheidenheid
Dit onderliggende mechanisme komt ook naar voren uit een onderzoek van Toshio Yamagishi en Karen Cook dat Henk de Vos aanhaalt: zodra je mensen ‘toestemming’ geeft om onbescheiden te zijn, hebben ze er niet zo’n moeite mee.
Training Bescherm jezelf tegen narcisme
- Leer omgaan met een narcistische ex, ouder of baas
- Ontdek de belangrijkste kenmerken van narcisme
- Inspirerende sessies met video en achtergrondartikelen
45,-
In het eerste deel van dit onderzoek moest een groep Amerikanen en een groep Japanners inschatten hoe ze zouden scoren op een test. Dachten ze van zichzelf dat ze gemiddeld presteerden, of juist eronder of erboven? Zoals verwacht stelden de Japanners zich met meer bescheidenheid op; slechts 28 procent schatte zichzelf hoger in dan het gemiddelde, tegenover 52 procent van de Amerikanen.
In deel twee pakten de onderzoekers het anders aan. Nu kreeg een andere groep Amerikanen en Japanners dezelfde vraag, maar dan met de mededeling dat ze een beloning zouden krijgen als ze hun eigen score correct zouden inschatten. Anders vertaald konden ze hun sociale mores dus laten varen, en ongegeneerd zeggen hoe goed ze dachten te zijn. Het culturele verschil verdween als sneeuw voor de zon. Nu iedereen gelegitimeerd was om onbescheiden te zijn en niemand daar aanstoot aan zou nemen, bleek twee derde van zowel de Amerikanen als de Japanners zichzelf hoger in te schatten dan het gemiddelde.
Is bescheidenheid dan in feite een hypocriete façade? Filosoof Maes vindt van niet. ‘Ik denk dat de zelfrelativering die bescheiden mensen in het algemeen tentoonspreiden anders en beter kan worden verklaard,’ schrijft hij in zijn proefschrift. Ook hier maakt hij een vergelijking met het geven en ontvangen van een geschenk: iemand die een ander iets geeft, zal dat vaak minimaliseren (‘Het is maar een kleinigheidje’), om te benadrukken dat de ander hem niets schuldig is.
‘Maar in zekere zin is dat ook de voorwaarde opdat de ander echt een geschenk zou kunnen teruggeven,’ schrijft Maes. ‘Want een geschenk van de ander is pas echt waardevol als de ander het uit zichzelf geeft en van harte; niet als hij het geeft omdat hij zich verplicht voelt.’
Maes meent dat de zelfrelativerende formules van een bescheiden mens op dezelfde manier begrepen kunnen worden: wanneer je van je prestaties zegt dat ze niet zoveel voorstellen, plaats je anderen onder geen enkele verplichting om een compliment te geven. ‘Men laat anderen vrij, zodat, wanneer ze toch een compliment geven, dit een echt en gemeend compliment zal zijn.’
Opgeblazen baas
Voor de mensen die het genre beheersen is het goed toeven op de rustige andere helft van de wereld. Bescheiden leidinggevenden bijvoorbeeld zijn niet alleen geliefder, maar laten hun hele afdeling beter presteren, ontdekte arbeidspsycholoog Niels van der Kam vorig jaar in zijn promotieonderzoek. Hij vroeg leidinggevenden onder meer of ze dachten dat ze aandacht hadden voor de behoeften van hun medewerkers. Vervolgens vroeg hij dat aan de medewerkers zelf. Als bleek dat de leidinggevende zijn eigen aandacht overschatte, waren de resultaten van zo’n afdeling vaak minder goed dan die van een afdeling waar bescheidener managers werkten.
Werknemers mogen een leidinggevende die hoog van de toren blaast niet zo, stelt Van der Kam. ‘De middenmanager die zichzelf overschat, verliest zijn werkrelatie met medewerkers,’ vertelde hij na zijn promotie in Trouw. ‘Daarmee heeft hij minder de mogelijkheid om te zorgen dat mensen bijdragen aan het doel dat de afdeling wil bereiken. Op die manier ben je minder effectief als leidinggevende.’
Psycholoog Wade Rowatt hield zich – nadat hij al ontdekte dat bescheiden mensen veel behulpzamer zijn dan arrogante – juist bezig met bescheiden werknémers. Ook die plukken de vruchten van hun houding: werknemers die bescheidenheid combineren met eerlijkheid, doen hun werk veel beter in de ogen van hun leidinggevenden, ontdekte Rowatt.
Natuurlijk zijn er ook situaties die er juist om vragen flink uit te pakken met je wapenfeiten. Momenten waarop je met naam en toenaam mag laten zien wat je hebt binnengesleept, inclusief lovende aanbevelingen van klanten of bazen. De eerste psycholoog die je aanraadt op je LinkedIn-cv, in een sollicitatiebrief of op je bedrijfswebsite bescheiden te zijn, moet nog opstaan. Dus laten we niet doen alsof we onze kennis en kunde voortaan altijd maar voor ons moeten houden. Maar let op: zodra je één stap verder bent dan cv en brief, begint het echte leven weer. En in het echte leven houden mensen meer van bescheiden types dan van opscheppers.
Valse bescheidenheid? Bah!
Er is maar één ding dat we erger vinden dan onbescheidenheid, en dat is valse bescheidenheid. En er is één plek waar het er vol mee staat, en dat is Twitter. Komiek Harris Wittels werd er gek van en ging de vals bescheiden uitspraken retweeten onder het anonieme account @Humblebrag (wat vrij vertaald zoiets als ‘nederige bluf’ betekent).
- ‘Net mijn belastingformulier ingevuld. “Biggy” had gelijk: hoe meer geld, hoe meer problemen’
- ‘Soms krijg ik complimenten van mensen die ik helemaal niet ken en dan denk ik WTF, ben ik aantrekkelijk of zo?’
- ‘Ongemakkelijk moment, dat je naar de website bodybuilding.com gaat en dan een foto ziet staan van… jezelf’
Wittels schreef er het hilarische boek Humblebrag. The art of false modesty over. Zijn humblebrag-account heeft inmiddels 266.313 volgers en ieder uur worden er tientallen posts geplaatst onder de hashtag ‘humblebrag’.
‘Het is absoluut een groteske vorm van tijdsverspilling,’ zegt Wittels in zijn inleiding, ‘maar ik mag graag denken dat ik de maatschappij een dienst bewijs (#humblebrag) door humblebraggers op hun nummer te zetten. Zodat we terug kunnen naar een tijd waarin opscheppers óf gewoon openlijk opscheppen als klootzakken, óf hun mond houden.’
Mijn kind is de beste
Zo kwetsend als de onverholen trots van een ander voor je ego kan zijn (‘Vandaag alweer complimenten van de baas gekregen!’), zo strelend voor het ego is het om een bescheiden persoon tegenover je te hebben (‘Zou jij ook kunnen, hoor’). Een bescheiden mens plaatst zich niet boven een ander, zegt filosoof Aaron Ben-Ze’ev, en dat verstevigt de band.
Logisch dus dat we tegenover vrienden bescheidener zijn dan tegenover vreemden, zoals de Amerikaanse psycholoog Dianne Tice en collega’s aantoonden. Dat we dan toch zo ongegeneerd kunnen opscheppen over werkprestaties of slimme kleinkinderen tegen onze ouders – die toch nog dichterbij staan dan vrienden – zou weleens te maken kunnen hebben met het feit dat goede prestaties voor de ouders minstens zo egostrelend zijn. Het kroost is goed terechtgekomen? Dat hebben we dan toch maar mooi voor elkaar met onze opvoeding.